In de roman Een algemene theorie van het vergeten vertelt José Eduardo Agualusa het verhaal van Ludo, een vrouw die ruim dertig jaar in een dichtgemetseld appartement in de Angolese hoofdstad Luanda doorbrengt. Ze leest en herleest telkens weer de vele boeken die er staan, tot ze ze moet gebruiken als brandstof. In haar geheugen heeft ze onderstaand gedicht van Fernando Pessoa opgeslagen, dat deze heeft geschreven op 10 december 1928.

Ik ben met de sterren begaan
ze schijnen al zo lang,
al zo lang…
Ik trek me dat aan.
Zou er ook vermoeidheid zijn
van de dingen,
van alle dingen
net als van je benen of je brein?
De diepe vermoeidheid
dat je er bent
gewoon er bent,
dat lachen of stralen je spijt…
Zou er dus niet
voor de dingen alom,
geen dood, nee dat niet,
maar wel een limiet
bestaan, een laatste daarom
dat zoiets aanbiedt
als een pardon?
Tenho dó das estrelas
Luzindo há tanto tempo,
Há tanto tempo…
Tenho dó delas.
Não haverá um cansaço
Das coisas.
De todas as coisas,
Como das pernas ou de um braço?
Um cansaço de existir,
De ser,
Só de ser,
O ser triste brilhar ou sorrir…
Não haverá, enfim,
Para as coisas que são,
Não a morte, mas sim
Uma outra espécie de fim,
Ou uma grande razão —
Qualquer coisa assim
Como um perdão?
Vertaling Harrie Lemmens
Leave a Reply