Maandag 30 mei werd door de staatssecretaris van cultuur van Portugal, Miguel Honored, in Lissabon bekend gemaakt dat de tachtig jarige Braziliaanse schrijver Raduan Nassar de Prêmio Camões 2016 heeft gewonnen. De jury roemt zijn buitengewone kwaliteit van zijn taal en de poëtische kracht van zijn proza. Deze prijs is in 1989 in het leven geroepen door de Braziliaanse en Portugese regering en staat bekend als een van de grootste literaire onderscheidingen voor Portugeestalige literatuur. Harrie Lemmens schreef eens een leesrapport van zijn roman Lavoura Arcaica. Er is geen passender moment dan nu om dit verslag te publiceren.
Door Harrie Lemmens
De Braziliaanse schrijver Raduan Nassar is een merkwaardig geval. Zijn ouders vestigden zich in 1920 vanuit Libanon in Brazilië, in de omgeving van São Paulo, waar ze een kleding- en stoffenzaak beginnen. Raduan wordt in 1935 als zevende kind geboren. Het gezin verhuist enkele keren steeds dichter naar de stad toe om de kinderen betere studiemogelijkheden te geven. Op vijftienjarige leeftijd krijgt hij een zware aanval van stuipen die een gedeeltelijk geheugenverlies veroorzaakt. Wanneer hij twintig is, begint hij een studie rechten en klassieken, later gevolgd door filosofie. Aan de universiteit komt hij in contact met de literaire en journalistieke wereld, vooralsnog leidt dat niet tot veel meer dan wat artikelen. Na de dood van zijn vader in 1960, werkt hij een aantal jaren in de kledingzaak. In 1963 maakt hij een reis door Duitsland, waar hij ook gaat studeren, en Libanon om zijn land van herkomst te leren kennen. Als in 1964 de militairen de macht grijpen in Brazilië, gaat hij terug naar zijn moeder. Hij keert de universitaire wereld de rug toe en begint konijnen te fokken. Als kind al hield hij zich intensief bezig met dieren, vooral duiven en kippen, iets wat als beeld terugkeert in zijn eerste en enige roman Lavoura Arcaica (Archaïsche landbouw) gepubliceerd in 1975
Van 1967 tot 1974 werkt hij bij een door hemzelf opgerichte krant. In die periode sterft zijn moeder (1971) en verdiept hij zich in de Koran en het Oude Testament. De vruchten die dat afwerpt zijn duidelijk terug te vinden in zijn roman Lavoura Arcaica. Het boek krijgt onmiddellijk veel aandacht, wordt alom geprezen om zijn bijzondere karakter en wint een aantal literaire prijzen. Drie jaar later schrijft hij nog een novelle, Um copo de cólera (Een glas woede) en dan wordt het stil. Hij trekt zich terug op zijn boerderij en houdt zich bijna uitsluitend bezig met het fokken van dieren. Pas in 1997 volgt nog een novelle, Menina a Caminho (Meisje onderweg).
Over het boek
Lavoura Arcaica zou je een bildungsroman kunnen noemen. Een die teruggaat tot de oudste vorm van het genre, de parabel van de verloren zoon. André verlaat de boerderij van zijn ouders om zich te onttrekken aan de vanzelfsprekendheden van dit archaïsch levende gezin, met starre, eeuwenoude normen en waarden. In de loop van het verhaal wordt duidelijk dat hij ook een relatie heeft (of is daarvan alleen sprake in zijn hoofd?) met een van zijn zusters, Ana. In het begin van de roman bevindt hij zich in een pension ergens in het binnenland en komt zijn oudste broer hem halen (zie tekstfragment). Het eerste deel, Het vertrek, dat driekwart van het boek beslaat, speelt zich af tijdens die confrontatie en wordt gevormd door het gesprek dat hij met zijn oudste broer voert, waarin zijn broer hem probeert over te halen om mee te gaan, en ook door de herinneringen van André aan zijn ouders, vooral aan zijn vader, een bijbels aandoende patriarch. Geleidelijk aan krijgt de lezer een beeld van de knellende banden waarin André zich gevangen ziet en wordt het duidelijk waarom hij is weggegaan. Toch geeft hij uiteindelijk toe en als hij terugkeert wordt hij precies zo onthaald als de verloren zoon (deel 2, De terugkeer). Hij geeft echter aan dat hij niet kan en niet zal blijven. Ook zijn jongste broer is inmiddels aangestoken door de ziekte van de onrust en de wil om te breken met het vertrouwde. Wat leidt tot de dood van hun verwekker.
Zeer actueel thema
In deze dagen van botsing van culturen is dit een zeer actueel thema: wat gebeurt er met de tweede generatie wanneer mensen besluiten te verhuizen naar een ander land om daar hun geluk te beproeven? Voortlevend in de oude cultuur, krampachtig pogingen ondernemend om traditie en gewoonten te handhaven. Terwijl hun kinderen (zeker buitenshuis) niets met dat voorbije leven te maken hebben, zich vreemden voelen in het keurslijf van thuis. Natuurlijk, je zou het ook kunnen duiden als een simpel generatieconflict, maar door de omstandigheden is het veel meer dan dat: niet alleen de ouders moeten opzij geduwd worden, de hele culturele ballast die zij meeslepen en proberen over te geven aan hun kinderen moet afgeschud worden voor zover die de opstandige jongere belemmert in zijn bewegingsvrijheid.
Dat conflict reflecteert zich ook in de taal in het boek. Aan de ene kant is die bijbels gedragen, gevat in termen van gedragsregels en voorschriften, aan de andere kant exotisch, erotisch, associatief, tastend. Maar in beide gevallen uitermate poëtisch. Met andere woorden, dit is geen pageturner en zal nooit spectaculaire verkoopcijfers kennen, maar het is een klein juweel voor wie van mooie taal en een nieuwe verwoording van aloude thema’s houdt.
Openingsfragment
De ogen op het plafond gericht, de naaktheid in de kamer; roze, blauw of violet, de kamer is onschendbaar; de kamer is individueel, is een wereld, een kathedraal waar in de tussenpozen van de angst de witte roos van de wanhoop van een ruwe stengel wordt geplukt in de palm van de hand, want tot de dingen die de kamer gewijd maakt, behoren in de eerste plaats die van het lichaam; ik lag op de vloer van mijn kamer, in een oud pension in het binnenland, toen mijn broer me terug kwam halen; mijn hand, kort tevoren nog dynamisch en hard gedrild, streek traag over de klamme huid van mijn lijf, de toppen van mijn vingers streelden vol gif het ontluikende donshaar op mijn nog warme borst; mijn hoofd rolde verdwaasd heen en weer terwijl mijn haren in dikke golven over de vochtige welving van mijn voorhoofd gleden; ik drukte mijn wang tegen de grond, maar mijn ogen vingen weinig op, al hadden ze hun onbeweeglijkheid verloren door de snelle vlucht van mijn oogwimpers; het geluid van het kloppen op de deur klonk zacht, ontdaan van iedere betekenis, het vlokkige kapok had zich tussen de kronkelige bochten van mijn oor gedrongen, waar het soms even insliep; en het geluid dat steeds zacht en stil werd herhaald, verstoorde mijn aangename roes niet, net zo min als mijn slaperigheid en de verspreide en verstrooide kille duizeligheid; daarna zagen mijn ogen de deurknop die ronddraaide, maar terwijl hij bewoog ontsnapte hij op het netvlies aan mijn aandacht als een levenloos voorwerp, een klank zonder trilling, of een duistere tochtvlaag in het ruim van mijn geheugen; het waren slagen die de lethargische dingen van mijn kamer aan het schrikken maakten en tot wanhoop brachten; licht en stil sprong ik overeind en boog voorover om de handdoek die op de grond lag op te rapen; ik kneep mijn ogen dicht terwijl ik mijn hand afdroogde, schudde mijn hoofd om het staren van mijn ogen te verhelpen, pakte mijn hemd dat ik op de stoel had gegooid, stopte mijn donkere, roodpaarse geslacht in mijn broek, zette een paar passen en trok een van de deurvleugels open, mezelf daarachter verschuilend: het was mijn oudste broer die voor de deur stond; toen hij binnen was, bleven we tegenover elkaar staan, onze ogen stil, de ruimte van een continent scheidde ons, er lag schrik en verbazing in het stof, maar het was geen ontdekking, ik weet niet wat het was, en we zeiden niets tegen elkaar, tot hij zijn armen uitstak en zwijgend zijn sterke handen om mijn schouders sloot en wij elkaar aankeken en op een bepaald moment onze herinneringen wanordelijk onze ogen bestookten, en toen omhelsde hij mij en ik voelde in mijn armen het gewicht van de drijfnatte armen van de hele familie; we keken elkaar opnieuw aan en ik zei “ik had je niet verwacht”, beduusd van de onbeholpenheid van wat ik zei en vol angst dat ik mij god weet wat liet ontvallen met wat ik zei, desondanks herhaalde ik “ik had je niet verwacht”, dat zei ik nog een keer en ik voelde de machtige kracht van mijn familie over mij heen vallen als een zware hoosbui terwijl hij zei “wij houden heel veel van je, wij houden heel veel van je” en dat was alles wat hij zei terwijl hij mij nog een keer omhelsde; nog steeds beduusd, verbijsterd wees ik hem de stoel in de hoek, maar hij bewoog niet, pakte zijn zakdoek en zei “knoop je hemd dicht, André.”
Vertaling: Harrie Lemmens
Foto auteur: Divulgação/Cia das Letras
Lavoura Arcaica is onder andere vertaald in het Frans en het Duits en werd in 2003 verfilmd door Luiz Fernando Carvalho.
Leave a Reply