Ook Paulo Coelho bewoog zich toen hij jong was door Copacabana en rond de Lagoa, getuige dit korte fragment uit de door Fernando Morais geschreven en door Piet Janssen vertaalde biografie ‘Paulo Coelho. Het leven van een strijder’ (Uitgeverij de Arbeiderspers, 2010). Het gaat over Paulo’s eerste liefde.
Op 31 december 1964, ’s avonds, sloot Paulo weer een dagboekschrift af, met een melancholische zin: ‘Vandaag is het de laatste dag van 1964, een jaar dat eindigt met een verborgen zucht in de nacht. Een jaar dat gekroond is met bitterheid.’ En terneergeslagen was hij nog steeds toen hij twee dagen later op een zaterdag samen met twee vrienden naar Opinião [Standpunt] ging, een show van zangeres Nara Leão, in het Arena-theater, in Copacabana. Het groepje ging zitten en het toeval wilde dat Márcia naast hem belandde. Toen de lichten doofden en de zachte stem van Nara het eerste liedje inzette, voelde het meisje haar hand heel licht aangeraakt worden, als door een zuchtje wind. Ze keek schuin naar beneden, zonder haar hoofd te bewegen, en zag Paulo’s hand tegen de hare aan liggen. Onmiddellijk gleden haar vingers tussen de zijne en ze drukte zachtjes. Hij schrok daar zo van, dat hij in paniek raakte: en als hij nu ineens last kreeg van astma? Nee, stelde hij zichzelf gerust. ‘Ik wist zeker dat God Márcia’s hand naar de mijne had geleid,’ zou hij zich later herinneren, ‘want anders had God me wel een astma-aanval gestuurd.’ Maar hij ademde normaal zoals ieder andere sterveling, en de twee werden verschrikkelijk verliefd. […]
Het geluk was geen lang leven beschoren. Voor de zomer afgelopen was, wisten Márcia’s ouders wie haar nieuwe vriendje was en ze waren heel beslist: met hem, nee. En toen zij de redenen van hun veto wilde horen, was haar moeder onthutsend openhartig: ‘Op de eerste plaats is hij heel erg lelijk. Ik snap niet wat een knap meisje als jij in zo’n lelijke slungel ziet. Jij houdt van feesten en hij kan niet eens dansen en is te verlegen om een meisje ten dans te vragen. Hij interesseert zich alleen maar voor boeken. En verder ziet hij er erg ziekelijk uit, ik weet niet…’ […]
Voor haar dochter was de zaak echter verre van afgedaan. Ze vertelde het hele verhaal aan haar vriend en de twee besloten de situatie het hoofd te bieden. Ze begonnen elkaar stiekem te ontmoeten, in huizen van gezamenlijke vrienden, en bij gebrek aan veilige plekken waren de intieme momenten een zeldzaamheid – ze hadden meestal plaats in de trapbootjes van de Rodrigo de Freitas-lagune, en reikten nooit verder dan het voorspel. […]
Toen Márcia’s ouders hoorden dat hun dochter ‘die jongen’ heimelijk bleef ontmoeten, werden ze nog strikter en verboden haar nog langer met Paulo te bellen. Maar al gauw werd duidelijk dat de twee allebei onder hun hoofdkussen een wekker hadden liggen die om vier uur ’s ochtends afliep en dat ze dan onder dekking van de nachtelijke stilte met hun mond tegen de hoorn gedrukt elkaar de liefde verklaarden. De straf voor de ongehoorzaamheid was hard: een maand huisarrest. Márcia gaf niet op: geholpen door het dienstmeisje stuurde ze briefjes aan haar vriendje. Ze schreef wanneer hij zich in de straat achter de flat moest posteren, en zij zou dan aan het raam van haar kamer staan. Op een goede ochtend keek ze naar buiten en zag ze op het asfalt van de straat met enorme letters een liefdesverklaring gekalkt: ‘M: ik hou van jou. P.’
Vertaling: Piet Janssen
Leave a Reply