Nanette Konig-Blitz werd op 6 april 1929 geboren in Amsterdam, krap twee maanden voordat in Frankfurt am Main Anne Frank ter wereld kwam. In Duitsland kwam na de machtsovername door Hitler in 1933 de jodenvervolging op gang en het gezin Frank verhuisde in 1934 naar Amsterdam. Toen ook in Nederland de nazi’s de macht hadden gegrepen en de joden de ene beperking na de andere opgelegd kregen, kwamen de twee leeftijdgenootjes bij elkaar in de klas: in de eerste klas van het nieuw opgerichte Joods Lyceum (oktober 1941). Een van de welbekende schoolfoto’s van Anne Frank is vrijwel identiek ook gemaakt van Nanette Blitz. Feitelijk waren zij nog geen jaar klasgenootjes, want de familie Frank dook in juli 1942 onder. De familie Blitz, die dankzij vaders belangrijke positie bij een bank nog betrekkelijk lang met rust werd gelaten, werd in september 1943, met een van de laatste transporten vanuit Amsterdam, naar Westerbork gedeporteerd. Daarvandaan ging het naar Bergen-Belsen, waar Nanette uiteindelijk in haar eentje zou achterblijven. Moederziel alleen was ze, totdat ze er uiteindelijk Anne Frank tegen het lijf liep, die op dat moment al niet lang meer te leven had. Nanette haalde de bevrijding wel. Erna was de beproeving voor haar beslist nog niet voorbij. Als tiener, als wees, sloeg ze zich door de naoorlogse ellende heen. Ze vond uiteindelijk onderdak bij tantes in Londen en leerde daar John Konig kennen, uit een familie van voor de oorlog al naar Engeland gevluchte Hongaarse joden. Met hem zou ze een nieuw leven opbouwen, in Brazilië, waar ze nog altijd wonen. Haar verhaal vertelt ze sinds een jaar of vijftien op Braziliaanse scholen en in 2015 heeft ze het te boek gesteld, onder de titel Eu sobrevivi ao Holocausto. Dit boek is in het Nederlands vertaald door Maartje de Kort en het verscheen in 2017 bij Prometheus als Ik overleefde de Holocaust.
Hieronder een kort fragment uit dit boek (blz. 160-162):
“Een deel van Johns familie was in 1930 geëmigreerd naar Brazilië. Omdat hij alleen was achtergebleven in Engeland, drongen ze erop aan dat hij naar hen toe zou komen. Onze omgang begon in september 1951, zes weken voordat John naar Brazilië zou gaan. Toen we elkaar leerden kennen, had hij het ticket voor de overtocht naar zijn nieuwe leven in Brazilië dus al op zak.
Het was niet gemakkelijk geweest om aan een visum voor Brazilië te komen, juist doordat hij joods was. De Braziliaanse regering van toen, onder president Getúlio Vargas, had antisemitische trekken. Een neef van John werkte bij het biologisch onderzoeksinstituut van de deelstaat Minas Gerais, en Juscelino Kubitschek, die later president werd, was toen gouverneur van Minas Gerais. Johns neef legde Kubitschek de situatie uit en kreeg van hem een schriftelijke aanbeveling voor het visum mee. Vervolgens ging de neef naar Rio de Janeiro, waar hij met een oom van zijn echtgenote, die senator was, naar het ministerie van Buitenlandse Zaken ging om de missie te volbrengen.
Toen ze op het ministerie de aanbeveling lieten zien, zei de ambtenaar na wat omtrekkende bewegingen: ‘Wel, zijn visum is er nog niet, want hij is joods.’ Johns neef nam dit niet en zei: ‘Luister, ik ben joods en ik werk voor de overheid, op het biologisch instituut van Minas Gerais, dus ik begrijp niet waar dit over gaat.’ Hier had de ambtenaar niet van terug. Hij zei haastig dat het een misverstand was en gaf bij gebrek aan verdere argumenten het visum voor John af.
John wist niets van al dit gedoe en als hij het had geweten, zei hij later, was hij niet naar Brazilië gegaan. Veel joodse immigranten in Brazilië maakten zulke dingen mee. Antisemitisme was president Getúlio Vargas niet vreemd en hij sympathiseerde met Benito Mussolini, de Italiaanse dictator die in de Tweede Wereldoorlog Hitlers bondgenoot was. In die tijd moesten joden die naar Brazilië wilden, betalen of zich katholiek laten dopen.
Als meisje van John kon ik niet zomaar met hem mee de Atlantische Oceaan oversteken, dus we onderhielden onze relatie per post. Talloos veel brieven schreven we in de tijd dat we gescheiden waren, brieven die we nog altijd liefdevol bewaren. In april 1953 sprak John in een van zijn brieven de wens uit te trouwen. Ik hield veel van hem, maar de gedachte te trouwen en een gezin te stichten boezemde me angst in. Wat voor garantie had ik dat mijn kinderen niet zou overkomen wat mij was overkomen? Ik zou dit niet allemaal nog een keer kunnen doorstaan.
Maar ik zette me over mijn angst heen en besloot dat dit was wat ik wilde: trouwen met John Konig. En daarvoor had ik ook een visum nodig voor Brazilië. Dat was het land waar John werkte en daar zouden we ons nieuwe leven als gezin beginnen.”
Ik overleefde de Holocaust (Eu sobrevivi ao Holocausto)
Nanette Konig-Blitz
Vertaald door Maartje de Kort
Uitgeverij Prometheus, 2017
256 blz.
ISBN 9789044632361
Leave a Reply