Valter Hugo Mãe (Saurimo, Angola, 1971) studeerde rechten en literatuurwetenschap in Porto. Medeoprichter van uitgeverij Quasi, tekenaar, schrijver van romans, korte verhalen en kinderboeken, dichter en tekstdichter. In 2007 kreeg hij de prestigieuze Prémio Literário José Saramago. Hier een kort verhaal uit zijn bundel Contos de cāes e maus lobos (2015, met een voorwoord van Mia Couto).

Het waterkind
De jongen zwom tot voorbij een grote golf en kwam niet terug. Zijn moeder strekte haar handen uit in het water om zijn lichaam te zoeken dat opgelost leek. Ze meende dat haar zoon was opgelost als een suikerklontje, niet in staat de zee te verzoeten. Ze zwoer hem altijd te blijven zoeken. Ze zou hem herkennen zelfs als er bijna niets van hem was overgebleven. Ze zou hem weten te vinden verborgen in de nietigste waterdruppel. Ze zwoer het. Als haar kind in de buurt was, zou haar dat nooit ontgaan.
Hij zwom naar het eind van de zee, in de bek van haaien, in de ingewanden van de walvissen, onder de blinde buiken der boten, in de gedachten van de vissen en op hun ruggen, tussen zandkorrels, achter stenen en daaronder. Zij zocht in de schittering wanneer het licht tot in het water doordrong en van alles een reusachtig kristal maakte. Het zou kunnen dat haar zoon nu een ster was en enkel kon glinsteren. De moeder keek naar de schittering alsof die schittering haar ook bekeek. Ze wachtte en zou, hoe dan ook, altijd blijven wachten.
Nooit wreef zij haar lichaam droog want het water was nu haar kind. Ze maakte zich nat, draaide haar handen met gestrekte vingers in het water rond als waren het radarantennes die de sensatie van een omhelzing hadden geregistreerd en stelde zich voor dat haar kind die golven maakte. Misschien waren de golven een manier van spreken.
En zij bleef golfjes maken. Eb en vloed ervoer zij als de ademhaling van de wereld die door draait. En de tijd zelf leek een onafgebroken reis. Het was alsof stilstaan een ondraaglijke afstand veroorzaakte, alsof de hele planeet voortdurend op weg was naar elders. Alsof de hele planeet ervandoor ging en zij noodgedwongen nú moest handelen.
Ook meende ze dat het opdrogen van haar lichaam telkens opnieuw een afscheid van haar zoon was. Als ze haar kleren voelde op haar droge huid, zei ze: hij is weg. Alsof haar kind was opgestaan van haar schoot en niet meer tegen haar borst sliep, zoals gebruikelijk. Misschien verdampte het kind om de dingen vanuit de wolken te bekijken. De moeder bleef alleen achter en sloot zich op in haar huis en haar herinneringen.
In haar gedachten was er geen onderscheid tussen de watermassa van de zee en het lichaam van haar zoon. De bittere smaak van het zout kon voor haar niet het gemis wegnemen van zijn kussen, de heimwee naar zijn kussen en de kinderlijke tederheid. Ze zwom in haar zoon. Het was daarom dat ze languit in het water ging liggen en alleen dán kwam ze tot rust.
Op een dag vulde de moeder een enorme kruik met water en nam die zonder te morsen mee naar huis. Wat ze zag, verbijsterde haar. Hij schitterde in het middaglicht als een vloeibare lamp of een verborgen ster. Voorzichtig omhelsde ze de kruik en koesterde die langdurig. Daar zat dus haar zoon. Daarna liet de moeder een soldaatje in het water zakken, zodat het water kon spelen. Speel maar, kind, zei ze. Het water werd weer rustig. Misschien bestond zijn spel alleen uit schitteren.
Dit herhaalde zich elke dag totdat het hele huis de zee was. Een zee van zuiver glas, transparant, waardoor ze hem gadesloeg en in het zonnetje zette. Ze liet wolven en raceautootjes in het water zakken, superhelden en dinosaurussen. Ze liet er papieren bootjes op drijven en deed er nog meer soldaatjes in. Een leger van speeltjes waarnaar hij, door het transparante glas, óók uitkeek. En de moeder probeerde aan de plons van het water of aan de aard van de schittering af te lezen of haar kind ook reageerde.
Als een ballerina maakte ze zelf ook behoedzaam pirouettes achter het heilige glas van haar waterwereld, die langzaam verdampte, alsof ze er zó, langzaam, zonder het te beseffen of toe te geven, in slaagde de zee te doden. Ze moest en zou die, kruik na kruik, ter grootte van een kind, voor eeuwig zien verdampen. Ze zou de zee beminnen en beschuldigen tot in eeuwigheid.
Vertaling Jos van den Hoogen
Foto Ana Carvalho
Leave a Reply