Vertaald en ingeleid door Harrie Lemmens
Soms heeft een volk geluk. Dan krijgt het een vorst die zijn land niet louter tot zelfverrijking benut, maar het op alle niveaus ontwikkelt. Zo’n vorst was de zesde Portugese koning, Dom Dinis, die regeerde van 1279 tot aan zijn dood in 1325. Hij trad op tegen corruptie en machtsmisbruik, vernieuwde de landbouw − hij zou de geschiedenis ingaan onder de bijnaam O Lavrador, ‘De Landbouwer’ −, stimuleerde de ontginning van ertsen en breidde de scheepsbouw aanzienlijk uit, onder andere door de aanplant op grote schaal van zeedennen rond Leiria, waarmee hij de basis legde van de Portugese expansie anderhalve eeuw later. De binnen- en buitenlandse handel bloeide, de eerste Portugese universiteit zag het licht en hij stichtte de Christusorde, als opvolger van de in ongenade gevallen Tempeliers. Verder veranderde hij de wetgeving, legde hij bibliotheken aan en werd het Portugees de officiële taal. En hij dichtte.
Honderdvierendertig gedichten zijn er van hem bewaard gebleven, ongeveer voor de helft hoofse minnedichten die voortborduurden op de Provençaalse stijl. Toch zijn deze cantigas de amor geen klakkeloze overname van wat er uit Frankrijk overwaaide: het accent verschoof van eerbetoon naar problematische liefde, naar lijden en verlangen, naar wat later zou worden uitgedrukt in dat prachtige woord saudade. In deze, vanuit het perspectief van de man geschreven gedichten is de geliefde vrouwe vaak hard, koud en meedogenloos, beantwoordt ze de liefde van de dichter niet. Dom Dinis moest niet veel hebben van wat hij bloedeloze liefdeslyriek noemde. Hij wilde emotie uitdrukken. Een echte vernieuwing vormen de cantigas de amigo, waarin de dichter in de huid van de dame kruipt. Het zijn vaak prachtige staaltjes van psychologisch inzicht die ondanks de setting uiterst modern aandoen. De vrouw klaagt over haar geliefde, ze drukt haar saudade (zie het eerste couplet van Vriend, ik leef in pijn!) uit of protesteert tegen wat haar liefde in de weg staat. Soms in de vorm van een monoloog, andere keren als een gesprek met haar moeder of een vriendin, of, zoals in Ach bloemen, met planten of dingen. Dom Dinis, een groot mens, een groot dichter.
Cantigas do amor
Ik wil dan nu
Ik wil dan nu naar Provençaalse aard
een liefdeslied gaan schrijven, dat ik aan
mijn vrouwe wijden zal, die mijn bestaan
verblijdt, omdat ze ’n grote schoonheid paart
aan deugd en goedheid; en ik zeg u meer:
nooit eerder werd door Onze-Lieve-Heer
volmaakter vrouw geschapen hier op aard.
Hij heeft gewild haar louter achtenswaard
te maken: ze is uitzonderlijk humaan,
zachtaardig en van elke smet ontdaan,
en verder is ze hoffelijk en bedaard,
zoals het hoort, en werd ze al evenzeer
door God begiftigd met verstand en eer,
zodat geen enkele vrouw haar evenaart.
De zonde van het kwaad bleef haar bespaard,
met charme, pracht en lof werd zij belaan,
haar blijde lach en heldere stem verslaan
de stem en lach van elke vrouw; daar schaart
zich dan haar trouw nog bij en keer op keer
denk ik: wie kan genoeg gepaste eer
betuigen aan een vrouw zo rechtgeaard?
Mijn leven, vrouwe
Mijn leven, vrouwe, kent slechts grauwe
dagen sinds gij niet meer naar mij kijkt
en mij opzettelijk ontwijkt;
in godsnaam, smeek ik, schone vrouwe,
erbarm u en heb medelijden,
of laat mij uit het leven scheiden.
Gij vat het leven voor mij samen:
of ik mij mistroostig, slecht of goed
voel, wordt bepaald door uw gemoed;
in godsnaam, smeek ik, mooie dame,
erbarm u en heb medelijden,
of laat mij uit het leven scheiden.
Een leven, vrouwe, zonder vreugden,
zonder slaap of rust is nu mijn lot
dus smeek ik u in naam van God
die u voorzag van zoveel deugden
erbarm u en heb medelijden,
of laat mij uit het leven scheiden.
Want alles, vrouwe, al wat gij
ook maar wilt doen, is goed voor mij.
O schone vrouwe
O schone vrouwe, ik hoorde dat ge klaagt
omdat ik van u houd, en in mijn hart
draag ik, en God vergeve het mij, veel smart,
omdat ik zie hoezeer dat aan u knaagt;
om u had ik mijn liefde graag verjaagd,
maar ’k heb geen macht meer over ’t eigen hart,
dat mijn verstand niet langer heersen liet;
sindsdien ben ik volledig in uw macht;
en van de pijn die u dat heeft gebracht,
heb ik, mevrouw, bij God heel veel verdriet,
en graag deed ik die liefde nu teniet,
maar door mijn hart mis ik daartoe de kracht,
want zo sterk, vrouwe, is de dwang daarvan,
dat ik mij zwakker voel na elke slag;
en van de pijn die ik u dag na dag
laat lijden, lijd ik zelf meer dan ik kan
verdragen; ik wil dus vrij zijn van uw ban,
maar ’t hart kan veel meer dan ikzelf vermag.
Cantigas de amigo
Ach bloemen
Ach bloemen van de groene zeepijn,
hebt gij nieuws omtrent mijn vriend?
O God, waar is hij toch?
Ach bloemen van de groene bomen,
hebt gij nieuws omtrent mijn lief?
O God, waar is hij toch?
Hebt gij nieuws omtrent mijn vriend,
die heimelijk slechts bij mij wil zijn?
O God, waar is hij toch?
Hebt gij nieuws omtrent mijn lief,
die heeft gelogen over onze dromen?
O God waar is hij toch?
Ge vraagt mij nieuws omtrent uw vriend:
ik zeg u, het gaat goed met hem.
O God waar is hij toch?
Ge vraagt mij nieuws omtrent uw lief:
ik zeg u, ja, het gaat hem goed.
O God waar is hij toch?
Ik zeg u, het gaat goed met hem,
en voor ge het weet zal hij bij u komen.
O God waar is hij toch?
Ik zeg u, ja, het gaat hem goed,
en voor ge het weet zal hij bij u zijn.
O God waar is hij toch?
Vriend, ik leef in pijn
Vriend, ik leef in pijn, daar ik u niet ontvangen
kan en gij lijdt ook en hebt een sterk verlangen
mij te zien, maar desondanks wil ik gevangen
blijven in een hartzeer
− waardoor ik langzaam wegteer −
als van iemand, vriend, met zulk een sterk verlangen.
Vriend, om u te zien, lijd ik de ergste pijnen,
en gij om mij te zien, want vruchteloos verdwijnen
onze dagen en verbaasd voel ik het schrijnen:
God, hoe leef ik, vraag ik,
wat voor ziekte draag ik
in mij, want ik zou het liefst in ’t niets verdwijnen.
Hoeveel mensen zijn er wie zo’n leed beschoren
werd, die net als wij het leven níet verloren?
En ik vraag mij af (was ik maar nooit geboren!)
of ik dit wel aankan:
ik benijd de dood van
iedereen die wél het leven heeft verloren.
O moeder, wat bezielt
O moeder, wat bezielt u dat u mij
bewaken laat, opdat ik toch vooral
mijn vriend maar niet zal zien, mijn schat, mijn al?!
Maar als het mogelijk is, God sta mij bij,
om hem te zien, om bij mijn lief te zijn:
dan doe ik dat, al doet het u ook pijn.
Uw macht als moeder hebt u ingezet
om boven alles te voorkomen dat
ik mijn vriend zou zien, mijn al, mijn schat.
Maar als het mogelijk is en niets mij let
om hem te zien en bij mijn lief te zijn:
dan doe ik dat, al doet het u ook pijn.
Of wou u soms mijn dood, toen u bedacht
om mij te onderwerpen aan het verbod
mijn vriend te zien, de bron van mijn genot?
Maar als het mogelijk is, wat ik verwacht,
om hem te zien en bij mijn lief te zijn:
dan doe ik dat, al doet het u ook pijn.
Want moeder, als ik kans zie, dan verdwijn
ik, wat daarvan ook de gevolgen zijn.
Eerder verschenen in literair tijdschrift De tweede ronde, ‘Gekroonde hoofden-nummer, herfst 2007
Leave a Reply