2009-09-18
Juffrouw Elsa
Ze legde de hoorn neer om de vrouw te woord te staan die op dat moment de praktijk binnenkwam. De wachtkamer zat al vol. Twee lange, gespierde mannen met gebruinde armen zaten te praten bij het raam. Op de vensterbank stond een rode siernetel met lange en stekelige scheuten.
Een jong, slordig gekleed meisje, met pantoffels aan haar voeten en ongekamd, warrig haar, bladerde door wat roddelblaadjes. Een oud koppel zat er doodstil bij. Het was duidelijk dat de man ziek was. Hij had een bleke, doffe huid en een verdwaasde blik. Zijn handen trilden. De vrouw had haar ogen dicht en leek te doezelen. Een hele dikke jongen lag met zijn hoofd op de schouder van zijn moeder te dutten, zijn behaarde bilspleet piepte net boven zijn jeans uit. Op de tv, die in een hoekje aan het plafond was bevestigd en op een groot oog leek, waren beelden van de verkiezingscampagne te zien. Lachende kandidaten. Verkiezingsbijeenkomsten met voornamelijk bejaarden zonder tanden. Juffrouw Elsa checkte de naam van de vrouw in haar agenda. Ze was een half uur te laat. Dat was niet erg. Het spreekuur liep toch uit. Er waren nog vijf mensen voor haar. ‘Dit spreekuur is anders dan anders’, zei ze. ‘Een consult kan vijf minuten duren of vijf uur’, grapte ze met gevoel voor overdrijving. Ze nam de hoorn weer in haar hand en tikte het nummer in van het ministerie waar haar zus werkte. Ondertussen keek ze naar de tv in de wachtkamer. Daar had je de premier. Elegant en gedistingeerd als altijd. En fijngevoelig. In een interview had hij gezegd dat hij van poëzie hield. Hij las Pessoa en Camões. Een dergelijke ontboezeming fascineerde haar. Alleen heel beschaafde mensen hielden van poëzie. Juffrouw Elsa had Camões op de middelbare school gelezen en vond het maar een lang en saai verhaal. Van Pessoa kende ze niet veel meer dan zijn hoed, zijn slungelige figuur en dat gekke snorretje. Ze had echter bewondering voor iedereen die poëzie las. Ook voor wie naar het theater ging en klassieke concerten bezocht. Alleen mensen van grote klasse vertoefden in dat soort kringen van elegante cultuurminnende snobs, waartoe zij niet behoorde maar waar ze ontzag voor had. Het had haar diep geroerd dat de premier zo’n gevoelig mens was. Zo’n stijlvolle, beschaafde man, die in een gesprek gedichten van Fernando Pessoa kon citeren en zich in het werk van Camões had verdiept, zo’n man verdiende haar respect. Of liever, die verdiende haar stem.
Ze legde de hoorn neer. Haar zus nam niet op. Ze bekeek de afspraken van die dag. De dokter had een overeenkomst met de politie en met de bond van bankbediendes. Politieagenten en bankbediendes hadden vaak last van psychische aandoeningen. Het was er altijd een heksenketel, in die dokterspraktijk. De agenda beheren was een heel gedoe. Ze had haar trucjes en haar regels. Vóór de naam van elke patiënt schreef ze, in haar ronde handschrift, iets persoonlijks. Korte aantekeningen die haar hielpen om de agenda van de dokter goed te beheren. Vrouwen met kinderen hadden bijvoorbeeld eerste keus bij het maken van een afspraak. Mannen en alleenstaande vrouwen werden steevast aan het eind van de dag gezet. Juffrouw Elsa had geen kinderen, maar wist van haar zus dat het moederschap een hoop werk met zich meebracht. Elk beetje hulp was welkom. Een dag van tevoren belde ze op om de afspraak te bevestigen. Uitlopende spreekuren en spoedgevallen wist ze handig in goede banen te leiden. Er kon altijd wel een patiënt tussendoor. Ze kende alle patiënten bij hun voor- en achternaam. Ook al waren ze maar één keer geweest, de keer daarop werden ze hartelijk en met een vriendelijke lach ontvangen.
De dokter was anders. Die lachte weinig. Altijd afstandelijk en koel. Juffrouw Elsa, daarentegen, was een lieve, goedlachse vrouw met een aangename stem. De politieagenten, die gewend waren aan ruwe omgangsvormen, moesten in het begin wennen aan die zachte stem en die gemoedelijke, aimabele bejegening. Maar dat wende snel en al gauw vertelden ze haar waar ze last van hadden: ze sliepen slecht, hadden nachtmerries of bijwerkingen van de medicatie. Ze had altijd wel een begripvol en bemoedigend woord klaar. Ze kende inmiddels de namen van alle ziekten, medicijnen en merken. Triticum en Lexotan hielpen tegen lichte depressies. Wie schizofreen was, moest antipsychotica nemen, vanwege de hallucinaties, en soms ook kalmeringstabletten. Valium en Zoldipem werkten erg goed. Kortom, de psychiatrische geneeskunde had weinig geheimen meer voor juffrouw Elsa. Als er op een dag iets zou gebeuren met de dokter, dan zou zij in staat zijn om voor het welzijn van de doorgedraaide agenten, de depressieve bankbediendes en de overspannen huisvrouwen te zorgen. Dan zou ze naar hun ontboezemingen luisteren en, in haar ronde handschrift, hun middeltjes met gekke namen voorschrijven.
Vertaling Marilyn Suy
Zie hier voor het 1e blog van Ana de Amsterdam.
Leave a Reply