Poëzie is niet alleen het gedicht zelf, maar ook de herinnering aan eerder dichtwerk, van andere dichters. Een remake of reactie, een echo of een spiegeling. Beroemd is het gedicht van Camões over wat liefde is, en net als Florbela Espanca, David Mourão-Ferreira en Vinicius de Moraes gebruikmakend van de vorm die de oervader van alle Portugese dichters ervoor gevonden heeft, beschrijft Fernando Pessoa (1888-1935), op zijn ietwat ironische manier dat eeuwige gevoel dat zo kortstondig is.

Fernando Pessoa
Antígona – Antigone
Hoe ik hou van jou? Op menige wijze aanbid
ik jou, jij vrouw met ogen kuis en blauw,
vol gloed van mijn versleten zinnen hou
ik van jou, vol gloed en dagelijks’ hulde; dit
is zuivere liefde, zuiver, heilig wit,
is edele liefde, edel, blij en trouw,
is groter dan de zee ooit stijgen zou,
is fijner dan aan geur in lelies zit.
Een liefde die het geboeide zijn bevrijdt,
een liefde zo bijzonder, groeiend in geluk,
en groeiend zelfs nog meer wanneer ze lijdt;
zo’n liefde, vastgeklemd in het levensjuk,
zo groot, zal hoe ze ook kwijnt en zich verblijdt,
veel groter zijn in het graf, bevrijd van druk!
*
Como te amo? Não sei de quantos modos vários
Eu te adoro, mulher de olhos azuis e castos;
Amo-te co’o fervor dos meus sentidos gastos;
Amo-te co’o fervor dos meus preitos diários.
É puro o meu amor, como os puros sacrários;
É nobre o meu amor, como os mais nobres fastos;
É grande como os mares altíssonos e vastos;
É suave como o odor de lírios solitários.
Amor que rompe enfim os laços crus do Ser;
Um tão singelo amor, que aumenta na ventura;
Um amor tão leal que aumenta no sofrer;
Amor de tal feição que se na vida escura
É tão grande e nas mais vis ânsias do viver,
Muito maior será na paz da sepultura!

Luís Vaz de Camões
Amor é um fogo – Liefde is vuur
Liefde is vuur dat in het verborgene brandt,
is pijn die schrijnt en die je toch niet voelt,
is blijdschap door misnoegen overspoeld,
is smart die je berooft van je verstand;
is onmacht die je wilskracht overmant,
is je eenzaam voelen waar ‘t van volk krioelt,
is minder krijgen dan je had bedoeld,
is winnen, denk je, als je je hart verpandt;
is willen wat je in strakke boeien bindt,
is trouw betonen wie je hart doorkliefde,
is nederig dienen wie je overwint.
Hoe kan het toch dat ze iemand ooit geriefde,
meer dan vriendschap nog de mensen zint,
als zij zo tegenstrijdig is, de liefde?
*
Amor é um fogo que arde sem se ver:
É ferida que dói e não se sente;
É um contentamento descontente;
É dor que desatina sem doer;
É um não querer mais que bem-querer;
É solitário andar por entre a gente;
É nunca contentar-se de contente;
É cuidar que se ganha em se perder;
É querer estar preso por vontade;
É servir a quem vence o vencedor;
É ter com quem nos mata lealdade.
Mas como causar pode seu favor
Nos corações humanos amizade,
Se tão contrário a si é o mesmo Amor?
Vertaling Harrie Lemmens
Foto’s Ana Carvalho
Ik kwam een eerdere vertaling van dit gedicht tegen in de versie van
August Willemsen, in “Ware voor zo lange liefde niet zo kort het leven”.
Men stuit dan op de bekende vraag: wat is de betere vertaling?
Als ik zonder kennis van het origineel de gedichten naast elkaar leg,
dan heeft de voorliggende versie mijn voorkeur; neem ik het origineel erbij,
dan constateer ik dat August Willemsen dichter bij de tekst van Camões blijft
en daardoor wellicht iets dichter de geest ervan benadert.
Blijft de vraag: welke is de ‘betere’ vertaling???
In feite geen zinnig antwoord op te geven. Daarom is het maar goed dat er zo
af en toe nieuwe vertalingen verschijnen.
Voor mij dezelfde onmogelijke keuze wat betreft de vertalingen van de gedichten
van K.P. Kavafis door G.H. Blanken versus de vertaling door Hans Warren en
Mario Molengraaf.
Beide hebben hun eigen charme, dus: lees ze allemaal!
Voor de volledigheid, onderstaand, de versie in de vertaling van A. Willemsen.
Liefde is een vlammengloed die men niet ziet;
Het is een wond die pijn doet zonder pijn;
Het is geluk, maar van geluk de schijn;
Het is verdriet dat kwelt zonder verdriet;
Het is een walgen van wat men geniet;
Het is een eenzaam tussen mensen zijn;
Het is genieten van een wrang chagrijn;
Het is denken aan winst in het failliet;
Het is gevangen zijn uit vrije wil;
Het is de hand liefhebben die kastijdt;
Het is de heer, van zijn knecht onderdaan;
Maar hoe zou liefde door haar gunst of gril
In ’s mensen hart vertrouwen doen ontstaan
Indien zij zelf zich altijd zo bestrijdt?