De Mozambikaanse schrijver Adelino Albano Luís (Chimoio, 1998) studeerde filosofie en is in het dagelijks leven leerkracht. In zijn vrije tijd schrijft hij verhalen, waarmee hij al verschillende keren in de prijzen is gevallen. Zo won hij in 2024 de naar zijn beroemde landgenoot Mia Couto vernoemde literatuurprijs met zijn bundel Estórias trazidas pela ventania (‘Verhalen van de wind’). We ontmoetten hem in februari van dit jaar op het literatuurfestival Correntes d’Escritas en waren meteen onder de indruk van zijn verfrissende stijl en onderkoelde humor. Hieronder een fragment uit zijn bekroonde verhalenbundel.

“In Mozambique hebben we meer nationale feestdagen dan er dagen in een jaar zijn.”
Uitspraak van een of andere dronkenlap
De feestelijkheden in verband met een van de vele feestdagen die ons mooie land rijk is, stonden voor de deur. Een hooggeplaatste overheidsfunctionaris, zo’n type met blaren op zijn tong van het vele hielen likken, wilde eer bewijzen aan een held uit dit verafgelegen district, wiens naam de verteller van dit verhaal ons schuldig bleef.
‘We gaan een standbeeld oprichten’, zei de bewindsman.
Er was geld voor beschikbaar, de internationale partners brachten immers de dollars binnen. Geheel volgens het principe ‘wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het best’, eigende de gezagsdrager zich een deel van het geld toe dat bestemd was voor het standbeeld. En naarmate het geld door andere handen ging voordat het de eenvoudige beeldhouwer bereikte, slonk het bedrag verder. Tot er niet veel meer dan een habbekrats overbleef.
Gezien de som die voor de klus werd betaald, zou het standbeeld nog even op zich laten wachten. De feestelijkheden van dat jaar gingen dus voorbij zonder het beoogde standbeeld.
De bewindsman vergoelijkte de vertraging door te stellen dat het om een heus kunstwerk ging. ‘Een standbeeld zonder gelijke in heel Mozambique.’ De vertraging was zo erg niet want diezelfde feestdag zou het jaar daarop ook weer worden gevierd.
Eindelijk was het standbeeld klaar. De knapste koppen bogen zich over foto’s van erkende nationale helden, maar konden het gezicht niet thuisbrengen.
De beeldhouwer werd erbij geroepen en hij legde uit dat de late oplevering van het standbeeld en het gezicht dat het had gekregen te maken hadden met het weinige geld dat hij voor het werk had ontvangen.
‘Ik heb zelfs meer gedaan dan waarvoor ik betaald ben’, voegde hij er verbitterd aan toe.
Het standbeeld zou een nationaal schandaal worden, zoveel was zeker. Er waren altijd van die journalisten die het onderwerp breed zouden uitmeten op de voorpagina van hun krant.
Er werd dus besloten om het beeld van zijn sokkel te halen en te verbergen voor het oog van de camera.
Maar op een dag, nog voordat het standbeeld was afgevoerd, stond er een man voor het beeld die zijn tranen niet kon bedwingen. Een oude haveloze kerel. Huilde hij? Herkende hij dat gezicht?
‘Dat is António, mijn vriend’.
Er was geen enkele twijfel: het was zijn makker, die vele jaren geleden om het leven was gekomen in de onafhankelijkheidsstrijd. Het had lang geduurd voordat hij werd geëerd, maar beter laat dan nooit.
‘Een passend eerbetoon aan een man die veel gedaan heeft voor dit land’, zei hij met tranen in zijn ogen.
Vervolgens stak de oude man van wal over de vele heldendaden van António, over zijn moed en zijn eerlijkheid.
‘Een lichtend voorbeeld voor de jeugd!’ riep de bewindsman uit, die aandachtig naar het lange verhaal van de grijsaard over António had geluisterd.
Het standbeeld zou niet meer worden verwijderd, laat staan verborgen. In een mum van tijd had de bestuurder een speech op papier staan en liet hij de naam ‘António’ graveren op een naambordje voor onder het standbeeld. Vanaf dat moment was António de grote held van de stad.
‘Wij, het bestuur van deze stad, wij vergeten onze helden niet. De mensen die gevallen zijn in de strijd. António is hiervan het bewijs, een held die te kort heeft geleefd om te worden gefotografeerd.’
De aanwezigen applaudisseerden bij het horen van de ontroerende woorden van de bewindvoerder.
Op het moment dat het bordje met de naam van António op het standbeeld zou worden bevestigd, stond er een oudere dame verdrietig te snikken voor het beeld.
Zou de vrouw de held António kennen?
‘Dat is mijn man.’
‘António?’
‘Nee, Severino. Hij is omgekomen in de eerste gevechten. Ik dacht dat de autoriteiten hem waren vergeten. Terwijl hij alles heeft opgegeven om voor dit land te vechten!’
Deze Severino had zijn huis, zijn akker en zijn vele kinderen en echtgenote verlaten om te vechten voor Mozambique.
‘Een schoolvoorbeeld van patriottisme. Precies wat jongeren nodig hebben!’ riep de bewindsman uit.
Vervolgens stak de beste man de loftrompet over Severino. Hij was de werkelijke held van het dorp, ook al was hij gesneuveld in de strijd van het eerste uur.
‘Het bestuur van deze stad zal zijn dierbare zonen nooit vergeten: zij die gestorven zijn voor het belang van ons allemaal.’
En hij gaf opdracht om Severino’s naam te vermelden op het naambordje onder het standbeeld, opdat iedereen zou weten welke roemruchte held daar werd afgebeeld.
Het bordje met de naam van Severino werd aangebracht, maar dag in, dag uit verschenen er mensen die andere namen noemden, steeds meer namen.
‘Het is hem echt. Ik zweer het u, excellentie,’ zeiden ze.
Maar hoeveel helden zijn er wel niet? En hoeveel van hen staan nergens op een foto?
‘De vraag is eerder, excellentie, hoeveel mensen als held op een foto staan afgebeeld, maar in werkelijkheid geen held zijn.’
Wie nu een bezoek brengt aan deze stad, waarvan de naam nog steeds onbekend is, ziet onder het standbeeld geschreven staan: ‘standbeeld voor onze held’.

Vertaling Marilyn Suy
Foto’s Ana Carvalho
Leave a Reply