
Op 9 december jl. is, op de gezegende leeftijd van negenennegentig jaar, de Braziliaanse schrijver van korte verhalen Dalton Trevisan overleden. In de jaren zeventig stelde August Willemsen twee bundels samen voor uitgeverij Meulenhoff. In 1992 werden ze, aangevuld met een tiental andere verhalen, door dezelfde uitgeverij bijeengebracht in De zoete vijandin.
In mijn boek God is een Braziliaan schrijf ik dit over hem: ‘Hij wordt “De Vampier van Curitiba” genoemd, de gewezen fabrieksdirecteur die in zijn vrije tijd schrijft. Al sinds de jaren vijftig. Tientallen bundels. In zijn vaak ultrakorte verhalen, waarin delen van zinnen worden ingeslikt, “rijt hij” − zoals collega-schrijver José Castello het formuleert in een artikel ter gelegenheid van de toekenning van de Prémio Camões, de hoogste literaire onderscheiding in de Portugeestalige letteren, aan de vijfentachtigjarige auteur – “rijt hij met een fijn operatiemes het lichaam van het moderne Curitiba open om naar buiten te halen wat minder fraai, verborgener en vooral naamlozer is.”
Interviews geeft hij niet en hij houdt zich verre van het literaire bedrijf. Als een schicht zonder schaduw schiet hij door de straten, op zoek naar nieuwe João’s en Maria’s, zoals bijna alle koppels door hem worden genoemd. Oertypes van dit gemaakte paradijs. Hij beschrijft de hel van de liefde. Wordt er ergens gedanst, dan blikkeren gauw de messen; dronkenschap drijft mannen naar de afgrond; voor woede is niet meer nodig dan een vonk; bedrogen meisjes steken zichzelf in brand; geen maagd, geen huwelijk, bij bedrog geen leven. Jaloezie laait op bij een te lange blik.
Het verhaal Em busca de Curitiba perdida (“Op zoek naar het verloren Curitiba”) is een soort beginsel- en tegelijk liefdesverklaring aan de stad die zijn wereld is. “Het Curitiba van de straten van leem met duizend-en-een deerntjes en hun witte poesjes met een rood bandje om de hals; van rond het station waar het volk ’s avonds de grafsteen optilt, liefde drinkt in het bordeel en zich vergiftigt met jaloezie; het Curitiba van de pooiers − met hun koning Candinho − en het geheime genootschap van de Zwarte Tulpen, dát Curitiba bereis ik.” De onderkant, niet de toeristische attracties en het opgesmukte zelfbeeld.
Geen vrolijke lectuur. Als er gelachen wordt, weet je dat die lach het einde van de bladzij niet zal halen. Hij tekent de Curitibaanse burger in korte moraliteiten en portretteert bijzondere personages in kluchtige scènes die altijd een ondertoon van treurnis hebben. Hij houdt niet de mensen maar wat zich in de mensen roert een spiegel voor en in die zin stijgt zijn werk ver boven Curitiba uit.
Maar zoals Dalton Trevisan bloeddorstig rondzwerft, zo wordt er ook jacht gemaakt op hem. Hoe meer hij zich inspant om onzichtbaar te worden, hoe meer hij paradoxalerwijs, ogenschijnlijk of werkelijk, wordt gesignaleerd. Als papparazzi houden mensen hun mobiel of camera in de aanslag om de vampier vast te leggen. Het is bijna een sport geworden. Die zwerver daar in die zwarte jas, zou dat ’m zijn? Kijk, die oude man met zijn plastic supermarkttassen, is dat Dalton niet? Schrijver en lezers lijken verstrengeld in de nelsongreep van een dubbele obsessie: niet gezien worden en proberen te vangen.’
Tot zover de mythe, die Willemsen in zijn Braziliaanse brieven ontzenuwt: hij heeft hem gewoon gebeld en thuis opgezocht, schrijft hij nuchter. En de man verbergt zich helemaal niet, hij loopt ongemaskerd rond in zijn Curitiba. Maar wat is er mooier voor een schrijver dan mythe worden, dat wil zeggen, een eeuwig leven krijgen? En dat al voor zijn dood. Hopelijk kan hij ook in het hiernamaals in alle rust rondlopen. Zijn vluchtige schaduw blijft voorgoed onder ons.
Tekst Harrie Lemmens
Foto Ana Carvalho
Toen ik voor het eerst de verhalen van Trevisan gaven ze mij de indruk ‘on-Braziliaans’ te zijn want van tropicalisme was er geen sprake en opbeurende lectuur waren ze ook al niet. Maar het blijft wel steengoede intrigerende literatuur en ik hoop dat er ooit nog Nederlandse vertalingen van zijn werk verschijnen.
Dankzij zo’n enthousiasmerende necrologie haal ik De zoete vijandin uit mijn boekenkast!