In de auto met Moacyr Scliar

Door Harrie Lemmens


We schrijven 2010, het is daags voor Kerstmis en we zijn op bezoek bij Luis Fernando Verissimo om met hem over zijn boeken en de stad en Brazilië en wat zich verder zoal aandient te praten. Omdat hij van nature zwijgzaam is (wat hij te zeggen heeft, schrijft hij op in zijn boeken en zijn vele columns), heeft hij zijn goede vriend Moacyr Scliar erbij gehaald. Of we daar bezwaar tegen hadden, had hij door de telefoon gevraagd. Nee, natuurlijk niet, met twee schrijvers praten is sowieso beter dan met een. In God is een Braziliaan heb ik de ontmoeting opgetekend: 

Moacyr Scliar is een Joods schrijver. Over de diaspora schrijft hij, over de Oost-Europese Joden die voor en na de Tweede Wereldoorlog in Porto Alegre belandden, over behoud van de eigen identiteit en integratie. In het Nederlands verscheen van hem het magisch-realistische De centaur in de tuin. Hij is arts, maar nu, op zijn drieënzeventigste, leeft hij van en voor zijn boeken. Hij heeft net een lange reis langs een aantal festivals achter de rug (‘dood- en doodmoe was ik, maar ja, je hebt toegezegd, dan ga je dus maar weer’), waarmee zijn totaal in 2010 op honderdtachtig is gekomen. ‘Voor een deel is het ook noodzaak. Die festivals, en dan heb je ook een boel literaire prijzen, zijn een uitkomst, want van de verkoop van je boeken moet je het niet hebben (hij is echt een uitzondering, wijst hij naar Verissimo) en beurzen bestaan niet.’

Verissimo’s vrouw Lucia, van Italiaanse origine, onderbreekt de verhalen van Moacyr: het middageten is klaar. Sublieme pasta. Uitstekende wijn. In dit huis heerst warmte. ‘Waar zitten jullie vanavond eigenlijk?’ vraagt Lucia. ‘Wat? Kerstavond in een hotel?! Dat kan niet. Jullie komen straks gewoon terug.’

Moacyr biedt ons een lift aan en in de auto geeft hij ons een exemplaar van zijn laatste roman, over de bouw van het Christusbeeld van Rio in de jaren dertig van de vorige eeuw. Hij brengt ons naar het hotel via de oude Joodse wijk, Bonfim, waar hij wijst en vertelt over oude winkels en bewoners. ‘In deze straten heb ik als kind gewoond en gespeeld. Ik ken er elk plekje van. Kijk daar: dat was vroeger een garen-en-bandwinkeltje. Moest je geen kattenkwaad uithalen, want de eigenares was een haaibaai. Mijn oren gloeien nog! En daar ben ik naar school gegaan. In het museum van de universiteit loopt op dit moment een tentoonstelling over de wijk. Foto’s, affiches, kranten. Duizend-en-één dingen over de oorsprong en geschiedenis van de wijk. Zit goed in elkaar. De moeite waard.’ Een oud verhaal, de Joden in Brazilië. Ze waren er van meet af aan bij. Als joden of verhuld als nieuw-christenen. Eerst in Salvador, later in alle delen van het land. En steeds weer kwamen er nieuwe lichtingen bij. Op de vlucht, het aloude fatum van de Joden. Uit Spanje en Portugal, uit Holland, uit de Baltische staten, uit het verre Rusland. Overal vormden ze gemeenschappen, die deels opgingen in de smeltkroes die Brazilië is, deels behouden bleven in hechte groepen en families.

Tot straks, zeggen we als we uitstappen. Tot vanavond – en alle keren die later nog zullen volgen, daarvan zijn we overtuigd. Een bijzondere man, hartelijk, aimabel, boeiend verteller. Er zal na vanavond geen later meer komen: groot was de schok toen eind februari het bericht kwam dat hij na een kort ziekbed was overleden. Moacyr Scliar.

Foto Ana Carvalho

Be the first to comment

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactie gegevens worden verwerkt.