Door Harrie Lemmens

Je hebt van die liedjes die je het liefst nooit gehoord zou hebben, maar die zich als je ze hoort met zuignappen vastzetten in je hoofd. Uit het Palingpoprepertoire bijvoorbeeld. Of van Middle of the Road. Of Sérgio Mendes. Ruby, don’t take your love to town van Kenny Rogers is ook zo’n poliepensong. Gisteravond drong die zelfs zonder hem te horen binnen in mijn brein. Alleen maar vanwege dat ruby.
We hadden net met neerlandicivrienden Lut en Hans, respectievelijk uit Münster en Brussel, gegeten in de Marollen, in de schaduw van het hooggelegen en diep ontzag inboezemende Paleis van Justitie, en een portje toe leek ons geen slecht idee.
‘Geen problème,’ zei de praatgrage en goedlachse kelner, ‘we hebben rode en witte.’ Of die rode ruby of tawny was, wist hij er niet bij te vertellen, hij zou het nakijken. Tot onze ontzetting had de baas ruby ingeslagen, en wie zichzelf respecteert drinkt dat spul niet.
Nu had hij ons eerder uitgelegd waar de mysterieuze naam van het restaurant vandaan kwam, ‘Au stekerlapatte’: het is niet alleen plat Brussels voor stekelbaars (waarop heel vroeger druk werd gevist in een van de nu vele ondergrondse beken en riviertjes van Brussel, zoals hier, in de Marollen) maar ook een synoniem voor iemand die te diep in het glaasje heeft gekeken, al dan niet gevuld met port.
‘Geef die fles maar aan een stekerlapat op straat,’ zeiden Ana en ik in koor, denkend aan de Britse toeristen die we jaren geleden in Lissabon wachtend op hun lijnvlucht naar Londen beurtelings een flinke hijs uit een fles ruby port hadden zien nemen. Barbaren!
Van lieverlee dronken we dan maar een witte. Want ruby? Nee. ‘Ruby!’ En daar was Kenny met zijn baritonstem. Don’t take your love to town.
Doem-me a cabeça e o universo.
Mijn hoofd en de wereld doen zeer.
Fernando Pessoa
Um novo sol já vai raiar.
Een nieuwe zon zal stralen.
Vinicius de Moraes
Foto Ana Carvalho
Leave a Reply