Rui Couceiro – Baiôa: sterfdatum onbekend


De leraar, de klusjesman en het dorp. Ook dat had de titel kunnen zijn van de debuutroman van Rui Couceiro (Porto, 1984), Baiôa sem data para morrer (2022). In dit boek krijgt een jonge leerkracht de kans om een tijdje te verblijven in het dorp van zijn grootouders, Gorda-e-Feia, in de Alentejo. Daar is Joaquim Baiôa, een oude klusjesman, bezig met het renoveren van de huizen die verlaten zijn door de eigenaren, in de hoop het uitgestorven dorp zo weer tot leven te wekken. Voor de jonge leraar het ideale excuus om even afstand te nemen van het onderwijs en van de hectiek van het moderne leven. Maar in Gorda-e-Feia waart de dood rond en de rust waar de jongeman naar verlangde wordt een race tegen de klok, terwijl hij en Baiôa zich verzetten tegen het leeglopen van een sterk vergrijsde streek.

In zijn debuutroman brengt Couceiro twee werelden samen die lijnrecht tegenover elkaar staan – stad en platteland – door het verhaal te vertellen van twee generaties die elkaar op de donkerrode aarde van de Alentejo ontmoeten. Een verhaal over de vergrijzing en leegloop van vergeten dorpen, over de dood, maar ook over het leven en de dromen en verwachtingen van dorpsbewoners. Een universeel verhaal dus, dat zich in elk willekeurig Europees land zou kunnen afspelen.

Rui Couceiro is niet alleen schrijver, maar ook uitgever: na zijn studie journalistiek en communicatiewetenschappen werkte hij tien jaar lang bij de grootste uitgeverij van Portugal, Porto Editora, tot hij in 2016 redacteur werd bij Bertrand, eveneens onderdeel van de Porto Editora Group. Daar richtte hij de nieuwe uitgeverij Contraponto op, die zich focust op non-fictie. Zijn eerste boek (waaruit hieronder enkele fragmenten) oogstte veel lof; inmiddels is zijn tweede roman, Morro da Pena Ventosa (2024) verschenen, die eveneens alom wordt geprezen.


Stof, herinneringen en schimmen uit het verleden

Hier worden herinneringen vastgelegd en schimmen uit het verleden opgeroepen – vaak, zo niet altijd, hetzelfde. Hier wordt (tot wanneer?) op schrift gesteld wat door slechts een handjevol werd meegemaakt. Hier dwarrelt het stof op van een stukje vergankelijkheid, dat anders niet veel meer zou zijn dan wat bonte snippers verspreid over die roestbruine aarde.
(blz. 9)

*

Toen ik hem bezorgd vroeg of hij niet bang was dat zijn moeite voor niks zou zijn, of het geen water naar de zee dragen was, antwoordde hij: ‘En wat dan nog? Het is nutteloos, maar goed werk’. Zé Patife beaamde dat: het is nutteloos, maar goed. Ik weet echter dat Baiôa er in werkelijkheid toch ietsje anders over dacht; dikwijls verzuchtte hij dat een mooie kooi de vogel nog niet vet maakt. Maar het voelde als zijn missie. Mijn komst had hem hoop gegeven. Baiôa kon het niet aanzien dat het dorp wegkwijnde. Hij legde zich niet neer bij de afbladderende muren, de kapotte ramen, de ingestorte daken of de met onkruid overgroeide straten. Dat het dorp leegliep was al erg genoeg – sterker nog, het was funest. Daarom knapte hij de huizen op, in de hoop dat de mensen wilden terugkeren. Met een pet op zijn hoofd schilderde hij muren, verving hij dakpannen en repareerde hij ramen. Hij legde zelfs bloemperken aan, die de huizen aantrekkelijker maakten en de straten opfleurden. Je moet goed zorgen voor wat je dierbaar is, zei hij. Dus wat kon hij anders doen dan goed zorgen voor de plek waar hij was geboren en zijn hele leven had gewoond? 
(blz. 59-60)

*

Hij had nog maar een paar dagen nodig om de klus te klaren. Dat was alles. En omdat hij wist dat hij van een ander niets hoefde te verwachten, ook niet van god of van enige andere instantie, zat er niet veel anders op dan te doen wat hij altijd deed: werken. Dus besloot hij te werken om een dood waarvan hij niet wist wanneer die zou komen zoveel mogelijk uit te stellen. Ik heb nog maar een paar dagen nodig, zei hij elke dag. Hij moest alleen nog weet ik veel hoeveel huizen schilderen, hij moest alleen nog maar twee pallets met tegels halen die ergens in een verlaten pand stonden te verstoffen, contact opnemen met een kerel die hem af en toe een paar kapotte zakken oude cement gaf, drie daken repareren, een nieuwe goot aanbrengen, de laatste hand leggen aan een keuken, twaalf ramen herstellen, twee elektrische installaties weer aan de praat krijgen, een terras leggen, een schoorsteen rechtzetten, een vloer egaliseren, een paar valse plafonds monteren, een stel bomen planten, hij zou het allemaal doen als de tijd en zijn gezondheid het toelieten – en hij hoopte dat hij tijd kon kopen door gezond te proberen blijven. Het enige wat hij wilde, was dat hem nog een paar dagen vergund waren. Dat zei hij, in de wetenschap dat, als alles zou gaan zoals het tot dan toe was gegaan, de tijd hem op de hielen zat. Terwijl hij dat zei, zag je hem verstarren, alsof zijn ziel al was vertrokken, al dan niet met vleugels, naar een andere bestemming. De hele middag zei hij geen woord meer. Hij had nog maar een paar dagen nodig.
(blz. 223-224)

Vertaling Marilyn Suy
Foto Ana Carvalho


Baiôa sem data para morrer

Rui Couceiro
2022, Porto Editora
448 blz.
ISBN 978-972-0-03582-0

Be the first to comment

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactie gegevens worden verwerkt.