Zon & Zeer – Patjepeeërs, pumps en polvo

Door Harrie Lemmens


In Lissabon komen wij niet aan, in Lisboa komen wij thuis, zoals Pessoa in zijn Boek der rusteloosheid uitroept: Oh, Lisboa, meu lar!

Voor de zoveelste keer de worsteling tussen bagage en reizigers door in de heksenketel die luchthaven Portela heet. De koffers zijn meegevlogen, goddank.

De taxichauffeur die ons naar het hotel brengt, ook dat inmiddels een thuis, is een grijzende veertiger. Braziliaan. Al twintig jaar in Portugal. Overgekomen met zijn Portugese vader uit Guimarães, de stad in het noorden van het land waar de wieg van Portugal heeft gestaan. Vader woont daar en begrijpt niet waarom zijn zoon in dat verfoeilijke zuiden blijft. Onder de Douro begint Noord-Afrika en daar zitten Moren. De zoon zigzagt ons gezwind door het drukke spitsverkeer. ‘Door covid zijn de mensen gewend geraakt aan de veiligheid van hun afgesloten auto, vandaar de drukte,’ legt hij uit. ‘En er rijden veel te veel alternatieve taxi’s rond, type Uber,’ voegt hij er nors aan toe. Begrijpelijk.

Een zwerm ratelende Brazilianen, dure Brazilianen, patjepeeërs met een rei na barriga, blokkeert de ingang. Sprinkhanen die over de oceaan naar Portugal zijn gevlogen. Verstoord doen ze hooghartig een halve stap opzij.

In Tivoli Fórum heeft een jaar of wat geleden een Aldi de deuren geopend, met als gevolg dat Sôr João de deur van zijn kruidenierszaak in de Rua de São José voorgoed op slot heeft gedaan – weer een bladzijde uit Licht op Lissabon die omgeslagen wordt, moet worden.

Restaurant Tempero Gaucho bruist nog van leven. Als we aankomen spoelt er net een golf luidruchtige Amerikanen naar buiten. We hebben geluk – ons eten met vrienden-personages Ernst en Patricia wordt ditmaal niet wreed verstoord zoals op een andere bladzijde van het boek, daar door rumoerige Fransen. Het altijd even vriendelijke Alentejaans-Braziliaanse echtpaar met hun Angolese kelner draagt de voortreffelijke polvo, picanha en wijn aan. We moeten denken aan onze ontmoeting met Luana, de uitbundige Braziliaanse Bruxa, heks, waarvan hier verslag. We horen haar stem op het terras. Alsof ze er nog zit. Luana.

Onze vrienden stoppen we weer onder de kaft van Licht op Lissabon en Luz de Lisboa en als we in het hotel in de lift stappen, staat daar een toeriste met pumps in haar handen. Ze glimacht bedeesd een verontschuldiging: de hakken zijn te hoog en te spits voor de calçada portuguesa, de sierlijke mozaïeksteentjes van de trottoirs. Sierlijk, zeker, maar o zo geniepig: 

Mooi om te zien, vooral als de zon er fel op schijnt en het wit haast levend wordt, maar als het regent, of als er door achterstallig onderhoud gaten ontstaan, zijn ze levensgevaarlijk. De hellende straat maakte een bocht, het trottoir draaide schuin mee, Ana’s enkel draaide de verkeerde kant op en ze sloeg met haar gezicht tegen de grond. Daar lag ze. Een van haar brillenglazen spoorloos. Twee agenten uit een politiebusje iets verderop kwamen toegesneld. Of we hulp nodig hadden. Ze gingen ijsblokjes halen in een café, zochten en vonden het glas en brachten ons naar het Britse ziekenhuis in de buurt. Officieel mogen ze alleen boeven meenemen, maar ze streken over hun hart.

Harrie Lemmens, Licht op Lissabon – stadsverhalen, De Arbeiderspers, Amsterdam 2021, blz. 307-308.

Doem-me a cabeça e o universo.
Mijn hoofd en de wereld doen zeer.
Fernando Pessoa 

Um novo sol já vai raiar.
Een nieuwe zon zal stralen.
Vinicius de Moraes

Foto Ana Carvalho

Be the first to comment

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.