Eliana Alves Cruz – Bleekwater

In haar debuutroman Água de barrela (‘Bleekwater’) vertelt de Braziliaanse journaliste en schrijfster Eliana Alves Cruz (Rio de Janeiro, 1966) het verhaal van haar voorouders, die halverwege de negentiende eeuw – toen de handel in slaven al was verboden maar clandestien werd voortgezet – vanuit Afrika naar Brazilië werden gebracht en daar als slaaf werden verkocht. Ze zoomt vooral in op vrouwelijke familieleden en bewijst daarmee eer aan de vele vrouwen die zich staande wisten te houden in een situatie van uitbuiting en ondergeschiktheid tijdens de slavernij en de periode daarna. Want ook al was er na de afschaffing van de slavernij in theorie geen sprake meer van lijfeigenschap, in de praktijk was de situatie vaak nog net zo schrijnend als in de eeuwen daarvoor. De nieuwe ideeën over gelijke rechten sijpelden maar langzaam door en iedereen worstelde met zijn nieuwe rol, zowel de oude elite als de voormalige slaafgemaakten.

Belangrijk personage in het boek is Damiana, geboren in 1888, het jaar waarin de slavernij in Brazilië bij wet werd afgeschaft. Net als veel andere (zwarte) vrouwen in die tijd voorzag ze in haar eigen levensonderhoud en in dat van haar kinderen en kleinkinderen door de was te doen voor rijke (witte) Brazilianen. De titel van deze historische roman verwijst naar het natuurlijke bleekmiddel (loog, een mengsel van water en as) dat door wasvrouwen werd gebruikt om wasgoed te bleken.

Ook het andere werk van Eliana Alves Cruz, waaronder haar meest recente roman Solitária, gaat over de problematiek van zwarte vrouwen en de strijd tegen racisme, een populair thema in de hedendaagse Braziliaanse literatuur dat ook door schrijvers als Itamar Vieira Júnior en Jeferson Tenório wordt aangekaart.

In onderstaand fragment viert Damiana haar honderdste verjaardag. Omringd door familie en kennissen blikt ze terug op haar leven.


Een eeuw

Vanuit haar rolstoel zat ze te kijken naar al die mensen om haar heen. Ze was het niet gewend om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Trommels, tamboerijnen, zang, dans, een overvloed aan eten, de geur van rozen… Haar benen konden het gewicht van haar lichaam niet meer dragen, haar armen hadden niet meer die befaamde kracht en haar hart – o, haar hart – ging tekeer bij het zien van zoveel witheid.

Haar ogen waren ook niet meer wat ze geweest waren, maar registreerden nog heel goed dat ze op die feestelijke dag werd omringd door oogverblindend witte kleding. De jongelui die daar waren, hadden vast nog nooit van loog gehoord: dat mengsel van water en houtas dat werd gebruikt om kleding te bleken. Tegenwoordig gaat alles in de machine, zeeppoeder erbij, draaien maar en klaar. Vroeger was kleding wassen een langdurig ambachtelijk proces. Eerst moest je goed schrobben en kloppen; daarna deed je een beetje loogwater bij het sop, spoelde je het wasgoed nog eens na en legde je het in de zon te bleken. Zodra de lappen droog waren, moest je met het zware strijkijzer aan de slag om de met wat druppels reukwater besprenkelde stof glad te strijken. Vouw na vouw. Kraag na kraag. Klaar. Alles schoon. Alles geurig. Alles wit.

Wat ze eigenlijk, diep van binnen, wilde was alles onderdompelen in dat bleekwater: kleren, mensen, levens… Alles en iedereen onderdompelen in loogwater. Ze zag het al voor zich en moest er stiekem om lachen. Honderd jaar… Ze snapte niet waarom de verjaardag van iemand die het zo lang had volgehouden met zoveel poespas werd gevierd. Ze keek in de spiegel en vond het niet leuk om zichzelf zo oud te zien, ook al had ze nog een verrassend stevige huid voor iemand die op het punt stond om honderd kaarsjes uit te blazen.

Voor haar was leeftijd net een gevangenis waar elke dag een nieuw hangslot werd gehangen aan de tralies van een toch al beperkt leven. Maar ze klaagde niet. Het was de moeite waard geweest om de eeuw vol te maken. Het was de moeite waard geweest om te strijden. Het was de moeite waard geweest, al was het alleen maar om nu zoveel smetteloosheid bij elkaar te zien! Het leek er immers op dat al het bleekwater dat ze in haar hele leven had gebruikt bij het wassen van de witte kleren van al die witte heren zich had opgehoopt in het tenue van degenen die daar haar honderdste verjaardag kwamen vieren.

Dag en nacht het klotsende geluid van water en zeep. Zonder mopperen, zonder tijd te verliezen met gezeur. Alleen maar loog, water, zeep, strijkijzers, klerenbundels, waslijnen vol wasgoed in de wind en het aalmoes dat haar hielp het hoofd boven water te houden door zorg te dragen voor de familie die daar nu helemaal in het wit stond uitgedost.

Af en toe sloot ze even haar ogen en verscheen er een glimlach op haar gezicht. Dan rook ze de zeep weer, vermengd met de geur van kokosnoot en het aroma van de guaveboom in de tuin… Dan voelde ze voor even weer haar natte verrimpelde handen.

Hoe ironisch. Wie zou dat bedacht hebben, dat ze allemaal iets wits zouden aantrekken? Ze vond het best mooi, want het vormde een fraai contrast met de zwarte huid van de andere aanwezigen. Zwart en wit… In die tweekleurige wereld had ze een intens leven geleid. Maar nu was ze moe. Hoe lang zou ze nog hebben?

Het was 27 september 1988. Honderd jaar eerder werd Damiana geboren in de stad Cachoeira, in de Bahiaanse regio Recôncavo. Vier maanden en veertien dagen na de afkondiging van de Lei Áurea, die een eind maakte aan de slavernij.

Vertaling Marilyn Suy
Foto Ana Carvalho

Be the first to comment

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.