Ana Pessoa – De wereldbol

De trouwe lezers van Zuca-Magazine kennen Ana Pessoa (Lissabon, 1982) inmiddels, niet alleen als schrijfster van boeken voor jongeren, verhalen en poëzie, maar ook als auteur van korte teksten die ze publiceert op haar blog Belgavista, zoals de tekst hieronder.


De wereldbol

De oudste begon vragen te stellen over landen en steden. Of ze ver weg liggen of dichtbij, of ze groot zijn, of je er met de trein naartoe kan of met het vliegtuig, of de mensen daar Portugees spreken, of Frans of Engels.

Daarom hebben we een paar weken geleden een wereldbol gekocht voor de drie jongens. Het is een klein exemplaar, niet echt mooi, met afbeeldingen van dieren die lukraak over alle landen heen gestrooid zijn.

De kinderen vinden de wereldbol leuk, niet vanwege de continenten of oceanen, maar omdat hij heel hard en superlang kan ronddraaien. De wereld lijkt een draaitol, maar is er geen. Volgens een van de jongens is de wereld een machine, volgens de ander een blauwe bal. Alleen de oudste noemt de wereld de wereld.

Van hun vader mogen ze niet spelen met de wereldbol. Enerzijds vind ik dat best zielig, anderzijds kunnen ze maar beter zo snel mogelijk leren dat deze wereld geen speelgoed is.

Ik wijs aan waar België ligt en Portugal, en Japan en Brazilië. Ik zeg van die idiote dingen: dat er kangoeroes zijn in Australië en pinguïns op de zuidpool. Ze doen alsof het hen interesseert. Ze leggen hun handen op de blauwe bal en grijpen elke kans aan om de bal een zwieper te geven zodat hij ronddraait. Dan gieren ze het uit en zit de wereld onder het kinderkwijl.

De landkaart kan hun gestolen worden, dat is duidelijk. Kinderen geven geen fluit om geografie. Om eerlijk te zijn, vind ik daar zelf ook niet zo veel aan. Ik schoot altijd in de lach bij het horen van de term ‘aardkorst’ en ik weet nog steeds niet waar het noorden ligt.

Onlangs presteerden ze het om de wereld in de lucht te gooien. Daar kon het ding natuurlijk niet tegen. De globe brak doormidden en past nu niet meer in de houder. Met zijn drieën stonden ze beteuterd te kijken naar de wereld, maar het duurde niet lang of ze gingen wat anders doen.

Ik moest ineens aan God denken, met de Aarde in zijn handen. Misschien is Onze-Lieve-Heer wel gewoon een kind dat met een blauwe bal speelt, met vieze nagels en een neus vol snottebellen.

Dat vind ik een troostrijke gedachte.  Daar heb je natuurlijk niks als je de zin van ons wonderlijke bestaan op aarde wil verklaren, maar voor nu helpt het me om de absurde staat waarin de wereld zich bevindt te accepteren. Misschien heeft een of ander argeloos goddelijk wezen ons wel een schop gegeven. Zoiets. Misschien moeten wij die zogeheten Verlosser wel vergeven, en niet andersom.

Toen ik klein was, had ik ook een wereldbol. Maar de mijne was een stuk groter en gaf licht. Dát was pas een wereldbol. Ik kreeg hem toen ik een jaar of negen was. Afgaand op de gebeurtenissen in die tijd moet het ergens rond 1991 geweest zijn, misschien wel met kerst. Ik had hem nog maar net uitgepakt of mijn vader zei dat de wereld er inmiddels anders uitzag. Dat het land met de naam ‘Sovjet-Unie’ niet meer bestond.

Vreemd dat een land zomaar kan ophouden te bestaan. Tot op de dag van vandaag moet ik, als ik aan de Sovjet-Unie denk, nog steeds terugdenken aan die enorme vlek op mijn wereldbol die opeens niet meer bestond, verdwenen in het niets. In mijn dromerige kleinemeisjeshoofd was de Sovjet-Unie een onbereikbaar, ontoegankelijk denkbeeldig land, zoiets als Nooitgedachtland of het Land van Oz, bewoond door feeën, tovenaars, elfen, heksen, konijnen, vorsten, hoedenmakers, kinderen, piraten en dwergen.

Ik zie onze wereldbol op de grond liggen, in stukken, kapot, aan diggelen, en moet denken aan Peter Pan en Kapitein Haak, aan een kinderlijke God met zijn blauwe bal en opeens weet ik het allemaal niet meer. Misschien is deze wereld in werkelijkheid wel een soort Nooitgedachtland en zijn we allemaal verloren jongens die gevangen zitten zonder kans op ontsnapping.

Hoe dan ook, ik heb de stukjes wereldbol bijeengeveegd en ze bewaard. Ondanks de pandemie en de oorlog, ondanks de inflatie en de economische, humanitaire en energiecrisis die steeds ernstiger vormen aanneemt, moet ik toegeven dat ik het niet over mijn hart kan verkrijgen om de wereld in de vuilnisbak te gooien.

Vertaling Marilyn Suy
Foto Ana Carvalho

Be the first to comment

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.