Tekst van Maartje de Kort, op 24 november 2022 uitgesproken tijdens de bijeenkomst in het Instituto Cervantes in Utrecht ter gelegenheid van het eeuwfeest van José Saramago.

Ik heb De weduwe vertaald (Terra do Pecado, A Viúva), Saramago’s allereerste boek, uit 1947. Die vertaling is nu net verschenen en Meulenhoff heeft me gevraagd er iets over te vertellen.
In eerste instantie leek me dat geen goed idee – omdat ik niet in de stemming was om er een verhaal van te maken zoals dat van me zou worden verwacht. Dat zou namelijk iets zijn als een uiteenzetting over de stilistische en thematische verschillen (en toch ook wel overeenkomsten) tussen aan de ene kant de weliswaar vroegrijpe maar tegelijk nog onrijpe schrijver die Saramago was toen hij dit boek schreef, en aan de andere kant de latere, uitgekristalliseerde schrijver zoals ik die eerder al had leren kennen.
Daarover zou het bijvoorbeeld moeten gaan, en dan zou ik ook nog iets kunnen vertellen over de betekenis daarvan voor de vertaler.
En voor zo’n verhaal was ik dus niet in de stemming.
Maar na een poosje bedacht ik dat ik het verhaal dat het dan wél zou worden eigenlijk best kon vertellen. Ook al zou het een wat onprofessioneel verhaal worden.
Ik vertaalde De weduwe namelijk zonder zelf een weduwe te zijn. Waar ik uiteraard niet bij stilstond. Ik vertaal immers ook wel eens een boek over een man zonder een man te zijn.
En, specifieker, ik vertaalde een Saramago over een ambtenaar van de burgerlijke stand zonder er zelf een te zijn,
en een Saramago over een pottenbakker zonder er zelf een te zijn,
en een Saramago over een afbrekend schiereiland zonder er zelf een te zijn,
en een Saramago over een sombere geschiedenisleraar zonder er zelf een te zijn,
en een Saramago over een blanco stemmende stad zonder er zelf een te zijn,
en een Saramago over mensen die het eeuwige leven hebben, wie weet zonder zelf zo iemand te zijn,
en een Saramago over een zoekende kostganger zonder er zelf een te zijn.
En nu vertaalde ik een Saramago over een weduwe, zonder er zelf een te zijn.
Maar een week na inlevering van de vertaling werd ik er ineens wel een. Een weduwe – niet helemaal zoals Maria Leonor dat werd, de hoofdpersoon van het boek, en onverwachter ook dan zij. Maar dat zal komen doordat geen twee verhalen hetzelfde zijn.
Ik vertaalde dit boek. Het is het achtste boek dat ik van Saramago vertaalde en een heel ander boek dan de andere zeven, zelfs dan Bovenlicht, dat Saramago ook schreef lang voordat hij de Saramago werd die de wereld en de Nobelprijs veroverde.
Mijn man las alle zeven die boeken, omdat hij al mijn vertalingen las, de literaire althans, telkens de laatste versie ervan. En met zijn blik van geoefende en scherpzinnige lezer, die iets minder op de vierkante centimeter tuurt dan ik als vertaler, voorzag hij mijn werk dan van waardevol commentaar.
Aan De weduwe begon hij, maar het boek greep hem niet, of het greep hem te erg, dat weet ik eigenlijk niet. In elk geval had hij er na een paar hoofdstukken genoeg van. Zodat dit mijn eerste literaire vertaling in vierentwintig jaar werd die ik zonder zijn goedkeuring inleverde.
Ik had een paar maanden non-stop aan de vertaling gewerkt, omdat het boek er moest zijn vóór de honderdste verjaardag van onze grote dode, op 16 november. En nadat ik de vertaling had ingeleverd, raakte ons gezinnetje in vakantiestemming. Jan Willem moest werken en onze zoon ook, maar de zon scheen, niemand had het overdreven druk, de dagen waren lang en we maakten voor, tijdens en na het werk wandelingen, gingen uit eten, legden bezoekjes af, rommelden en knutselden, maakten vakantieplannen voor een paar weken later, en we zongen en floten dat het een aard had.
En toen, na die heel erg zonnige, voor mij al zo vakantieachtige week, vond het toeval dat de weduwe bij ons in huis een blijvende aanwezigheid moest zijn.
Het verhaal van De weduwe bevalt me nu – achteraf – in de zin dat het mijn idee bevestigt dat alles anders wordt én dat alles doorgaat. Maria Leonor doet er een paar honderd bladzijden over om dat onder ogen te zien. Ik zie het nu, en daarom sta ik hier ook. En ik hoop dat ik niet alsnog besluit net zoals zij een jaar lang uit het raam te gaan zitten staren.
Er zal geen nieuwe Saramago zijn om mij daarvan af te houden, want met dit boek is alles van hem wel vertaald. Of in elk geval bijna alles.
Ik ben blij dat ik Saramago’s ontwikkeling al vertalend min of meer in retrospectief heb kunnen volgen en ik ben hem er des te meer door gaan bewonderen.
Tekst Maartje de Kort
Foto Ana Carvalho
Leave a Reply