‘I know not what tomorrow will bring,’ schreef Fernando Pessoa in de nacht van 29 op 30 november 1935 in het ziekenhuis in Lissabon op een stukje papier. Het waren zijn laatste geschreven woorden. Volgens zijn vriend en biograaf João Gaspar Simões had hij kort tevoren gevraagd om zijn bril – dat waren zijn laatste gesproken woorden. Bij zijn sterfdag een gedicht van hemzelf en drie andere zelven van hem.
Fernando Pessoa

Ik vind ’t niet erg meer dat de dood komt tot slot.
Ik weet al dat die niets is, droom, een spel
van schijn, en dat ik in het rad van het lot
niet datgene ben wat ik hier veronderstel.
Ik weet dat er meer werelden bestaan dan dit
wereldje waar wij de geest menen te geven –
harde stenen waar de bodem vol mee zit
van de immense oceaan van het leven.
Ik weet dat de dood, die alles is, niet telt
en dat de ziel, als ze bestaat van dood tot dood,
niet in een put valt maar wegtrekt over het veld.
God zal het zeggen in het uur van onze nood.
*
Já me não pesa tanto o vir da morte.
Sei já que é nada, que é ficção e sonho,
E que, na roda universal da Sorte,
Não sou aquilo que me aqui suponho.
Sei que há mais mundos que este pouco mundo
Onde parece a nós haver morrer —
Dura terra e fragosa, que há no fundo
Do oceano imenso de viver.
Sei que a morte, que é tudo, não é nada,
E que, de morte em morte, a alma que há
Não cai num poço: vai por uma estrada.
Em Sua hora e a nossa, Deus dirá.
__________
Alberto Caeiro

Als ik dood ben wanneer
het weer lente wordt,
zullen de bloemen net zo bloeien
en de bomen net zo groen zijn als afgelopen lente.
De werkelijkheid heeft mij niet nodig.
Ik voel een enorme blijdschap
bij de gedachte dat mijn dood geen enkel belang heeft.
Als ik wist dat ik morgen doodging
en overmorgen de lente begon,
zou ik tevreden doodgaan, omdat hij er overmorgen was.
Als dat zijn tijd is, wanneer zou hij dan anders beginnen dan op zijn tijd?
Ik vind het geweldig dat alles bestaat en is zoals het hoort;
en geweldig omdat dat ook zo zou zijn als ik het niet geweldig vond.
Daarom dus ga ik, als ik nu doodga, tevreden dood,
want alles is er en alles klopt.
Ze mogen bidden boven mijn kist als ze dat willen.
Als ze dat willen mogen ze er zingend omheen dansen.
Ik heb geen voorkeur voor als ik geen voorkeur meer kan hebben.
Wat er komt is als het komt domweg wat er is.
*
Quando vier a Primavera,
Se eu já estiver morto,
As flores florirão da mesma maneira
E as árvores não serão menos verdes que na Primavera passada.
A realidade não precisa de mim.
Sinto uma alegria enorme
Ao pensar que a minha morte não tem importância nenhuma.
Se soubesse que amanhã morria
E a Primavera era depois de amanhã,
Morreria contente, porque ela era depois de amanhã.
Se esse é o seu tempo, quando havia ela de vir senão no seu tempo?
Gosto que tudo seja real e que tudo esteja certo;
E gosto porque assim seria, mesmo que eu não gostasse.
Por isso, se morrer agora, morro contente,
Porque tudo é real e tudo está certo.
Podem rezar latim sobre o meu caixão, se quiserem.
Se quiserem, podem dançar e cantar à roda dele.
Não tenho preferências para quando já não puder ter preferências.
O que for, quando for, é que será o que é.
__________
Ricardo Reis

Sommigen staren zich blind op het verleden
en zien wat ze niet zien; anderen staren
zich blind op de toekomst en zien
wat je niet kunt zien.
Waarom zo ver weg zoeken wat dichtbij is –
onze zekerheid? Dit is de dag,
dit is het uur, dit het moment, dit
is wie we zijn, en dat is alles.
Eeuwig tikt de onvergankelijke tijd
die ons nietig verklaart. In dezelfde tel
als we leven gaan we dood. Pluk
de dag, want meer ben je niet.
*
Uns, com os olhos postos no passado,
Veem o que não veem: outros, fitos
Os mesmos olhos no futuro, veem
O que não pode ver-se.
Por que tão longe ir pôr o que está perto —
A segurança nossa? Este é o dia,
Esta é a hora, este o momento, isto
É quem somos, e é tudo.
Perene flui a interminável hora
Que nos confessa nulos. No mesmo hausto
Em que vivemos, morreremos. Colhe
O dia, porque és ele.
__________
Álvaro de Campos

Ik wil eindigen tussen rozen, waar ik dol op was als kind.
De chrysanten van daarna heb ik ijskoud kaalgeplukt.
Zeg weinig en praat langzaam
want ik hoor niets, vooral niet in gedachten.
Wat wilde ik? Mijn handen zijn leeg,
krachteloos verkrampt op de versleten sprei.
Wat heb ik gedacht? Mijn mond is droog, verdoofd.
Wat heb ik beleefd? Slapen was zo fijn!
*
Quero acabar entre rosas, porque as amei na infância.
Os crisântemos de depois, desfolhei-os a frio.
Falem pouco, devagar,
Que eu não oiça, sobretudo com o pensamento.
O que quis? Tenho as mãos vazias,
Crispadas flebilmente sobre a colcha longínqua.
O que pensei? Tenho a boca seca, abstracta.
O que vivi? Era tão bom dormir!
__________
Vertaling Harrie Lemmens
Foto Ana Carvalho
Leave a Reply