Door Kees Bakhuijzen

Als ze, na mijn dood, mijn biografie willen schrijven,
Is er niets eenvoudigers.
Ik heb maar twee data: die van mijn geboorte en die van mijn dood.
Tussen de ene en de andere behoren alle dagen mij toe[1].
De Portugese dichter Fernando Pessoa (1888-1935) is beroemd om de vele gedaanten die hij aannam om te schrijven. Heteroniemen noemde hij ze, co-dichters met een eigen leven. Een van hen was Alberto Caeiro, van wie de bovenstaande dichtregels afkomstig zijn. Ondanks die regels verscheen afgelopen jaar het lijvige Pessoa, An Experimental Life van de Amerikaanse, maar al jaren in Lissabon woonachtige Pessoavertaler en –kenner Richard Zenith. Met ruim 900 bladzijden rijst onmiddellijk de vraag of de vele liefhebbers van zijn werk zitten te wachten op een biografie van deze omvang, en of deze iets toevoegt aan de feiten die als bekend mogen worden verondersteld.
Natuurlijk komen deze elementen bij Zenith ruimschoots aan bod. Op straffe van onvolledigheid noem ik de heteroniemen, met naast eerdergenoemde Alberto Caeiro, Álvaro de Campos, Ricardo Reis en het semi-heteroniem Bernardo Soares, schrijver van het Boek der Rusteloosheid, als belangrijkste namen, de arca, de grote kist vol nagelaten manuscripten waaruit een aantal Pessoa-exegeten al jarenlang zijn verschillende werken proberen te destilleren, de dood van zijn vader toen Fernando 5 jaar oud was, niet al te lang daarna gevolgd door de dood van zijn enige volle, jongere broer, zijn moeder die in 1895 hertrouwde met João Miguel Rosa, het vertrek naar Durban begin 1896, waar Rosa een nieuwe positie ging bekleden, de tijd in Durban, waar Pessoa het grootste deel van zijn jeugd doorbracht, zijn vroege liefde voor de groten uit de Engelse literatuur zoals Wordsworth en Shakespeare, de Engelse gedichten in de stijl van Shakespeare, het leven bij familie na zijn terugkeer naar Lissabon, het tijdschrift Orpheu, de vriendschap met Mario de Sá-Carneiro, en de impact van diens zelfmoord in Parijs in 1916, de Baixa, het werk als handelscorrespondent in Engels en Frans, de band met Ophélia Queiroz, die ondanks verwoede pogingen en hoop van haar kant nooit zijn echte geliefde zou worden, zijn leven in Lissabon, waaruit hij op een paar kleine uitstapjes na vanaf 1905 tot aan zijn dood nooit meer zou vertrekken, de cafés, waaronder natuurlijk het beroemde A Brasileira waar vandaag nog zijn standbeeld prijkt voor de ingang, zijn alcoholisme, samen met zijn rookverslaving de oorzaak van zijn dood in 1935 op 47-jarige leeftijd, Mensagem als enig gepubliceerd boek tijdens zijn leven in 1934.
Maar ik heb ook veel nieuwe dingen geleerd. Opnieuw doe ik slechts een greep. Generaal Henrique Rosa was de oudere broer van zijn stiefvader en als dichter had deze een grote invloed op de jonge Fernando. Terug in Lissabon na de jaren in Durban, erfde Pessoa een grote som geld na het overlijden van zijn grootmoeder, maar het is schokkend om te zien hoe snel hij door zijn geld heen was, onder andere door de complete mislukking van de door hem opgezette uitgeverij Ibis. Het is slechts een voorbeeld van zijn eeuwige geldproblemen. Opvallend is verder dat Pessoa zijn beroemde gedicht Se te queres matar, porque não te queres matar (Als je je doden wilt, waarom wil je je dan niet doden) schreef op de dag dat Mário de Sá-Carneiro zelfmoord pleegde. Ook is het opvallend dat hij zelfs die ene uitgave die tijdens zijn leven werd gepubliceerd, Mensagem, eigenlijk helemaal niet wilde uitgeven, maar dat hij dit alleen deed omdat hij verwachtte de eerste prijs te winnen; een bedrag van 5000 Escudos dat hij goed kon gebruiken.
De kracht van Zenith’s biografie is dat hij deze kale elementen uit het leven van Pessoa vlees op de botten heeft gegeven door het geheel te plaatsen in een zowel (erg uitgebreide) historische als psychologische context. Zo maakt Zenith duidelijk hoezeer Pessoa de heteroniemen nodig had om los te komen van zichzelf. ‘The heteronyms, ingenious vehicles for producing literature, were also paths to self-knowledge.’[2] Pessoa gebruikte Alberto Caeiro bijvoorbeeld om zijn eigen angst voor de dood te onderdrukken. Caeiro aanvaardde het leven – en daarmee de dood – als voldongen feit. En het heteroniem Álvaro de Campos, de ‘sensationist’ met zijn levensmotto sentir tudo de todas as maneiras (alles voelen op alle manieren), werd niet alleen het heteroniem waardoor Pessoa zich kon overgeven aan de wildste fantasieën en de verste dromen, maar zorgde tevens voor de verwijdering tussen Pessoa en Ophélia. Pessoa zelf durfde die verwijdering niet aan, reden waarom hij Álvaro de Campos deze ondankbare taak liet opknappen. In drie brieven die Ophélia hem stuurde in mei 1920, verzoekt ze hem dan ook dringend zijn onwerkelijke vriend thuis te laten bij hun volgende afspraak.
Daarmee komen we ook direct aan de kern van deze biografie: Fernando Pessoa die iedereen en daarmee ook zichzelf altijd ontvlucht en altijd een stap voor blijft. In de uitgebreide passages over de vele omwentelingen in de Portugese politiek en geschiedenis van die jaren stipt Zenith natuurlijk ook de politieke voorkeuren van Pessoa aan. Misschien kan ik beter zeggen dat hij probeert hier een beeld van te geven, want de ware Pessoa leren we nooit kennen. Net als je denkt met een echte conservatief te maken te hebben, blijkt plotseling dat hij progressieve denkbeelden had, net als je zeker denkt te weten dat hij monarchist was komt Zenith met een voorbeeld waaruit het tegendeel blijkt. En net als je denkt dat hij een echte nationalist was die zelfs naar het fascisme neigde, blijkt dat hij een grote minachting had voor Mussolini.
Deze tweeledigheid blijkt ook uit zijn persoonlijk leven. Hij omringde zich graag met vrienden en bekenden in het café, maar uiteindelijk was hij het liefst alleen. Ik noemde eerder al zijn band met Ophélia, waar hij – ondanks een lange periode waarin ze elkaar niet zagen – nooit definitief een streep onder wist te zetten, reden waarom de heteroniemen dat moesten doen. Ook was Pessoa deels een toegewijd familieman – zijn tantes, (half)broer en –zusters, nichtjes en neefjes waren dol op hem – maar tegelijkertijd was er een periode van meer dan zes maanden waarin hij zijn moeder in Durban om onverklaarbare redenen geen brief stuurde. Ook kon hij in zijn werk fantaseren over de liefde, maar heeft hij vrijwel zeker nooit het bed met iemand gedeeld. Pessoa was uitermate geïnteresseerd in het privé-leven van homoseksuele schrijvers als Oscar Wilde en Walt Whitman, en hij was een vurig pleitbezorger van het werk van de frank en vrij homoseksuele dichter António Botto, maar op een ander moment laat hij zich met afschuw uit over homoseksualiteit.

De grote gemene deler bij dit alles is dat Pessoa altijd alles en iedereen wilde onvluchten, inclusief zichzelf. Pessoa leefde in de droom. Zoals hij het Álvaro de Campos laat zeggen in het befaamde Tabacaria (Tabakswinkel):
Ik ben niets.
Ik zal nooit iets zijn.
Ik kan ook iets niet willen zijn.
Afgezien daarvan koester ik alle dromen van de wereld.[3]
Wat Pessoa vooral niet wilde was zijn. Mooi in dit verband vind ik het kleine voorbeeld van een vriend die Pessoa nakijkt als hij in de menigte in de Baixa verdwijnt, en die het zicht op hem al snel verliest. Niets was Pessoa liever dan altijd te verdwijnen, weg te lopen voor het werkelijke bestaan. Niet voor niets kwam er uiteindelijk niets van zijn reisplannen naar Londen of Parijs, want reizen in het hoofd zou het altijd winnen van het echte reizen. De werkelijkheid werd altijd overtroffen door de droom. In Ode aan de zee maakte hij vanuit Lissabon meer reizen over de zeeën van de wereld dan een normaal mens aan zou kunnen. Niet voor niets zegt hij dat reizen is voor hen die niet kunnen voelen. ‘Reality, to his way of thinking, is what we imaginatively make of it.‘[4]
Dit verklaart niet alleen waarom Pessoa uiteindelijk nooit werk maakte van zijn plannen af te reizen naar Londen of Parijs, maar ook waarom hij zijn gehele leven heeft afgezien van de lichamelijke liefde. Zenith haalt hiervoor verschillende mogelijke redenen aan. Was hij homoseksueel? Lag het aan zijn verlegenheid en de lage dunk die hij van zijn lichaam had? Zelfs de wellicht geringe grootte van zijn geslachtsdeel wordt terloops genoemd. Maar uiteindelijk is het ook hier Pessoa’s overtuiging dat de realiteit alleen maar kon tegenvallen, dat deze het altijd zou afleggen tegen de droom.
Het verklaart ook waarom Pessoa ondanks zijn familie en vele – literaire – vrienden altijd een einzelgänger is gebleven. In het korte stuk De Majoor in het Boek der Rusteloosheid horen we in de woorden van Bernardo Soares Pessoa zelf: ‘De majoor die ik me verbeeld te zijn, bestaat onafhankelijk van tijd en leven, hij heeft geen vroeger leven en hij heeft nooit familie gehad; hij leidt eeuwig dat bestaan in een provinciehotel, doodmoe al van de grappen en verhalen van zijn medegasten.’[5] Het is veelzeggend dat zijn grootste droom was dat Alberto Caeiro wereldberoemd zou worden, terwijl Fernando Pessoa zou worden vergeten. ‘Pessoa’s particular genius condemned him to being entirely whatever person he was, during the brief time he was that particular person. The “real Fernando Pessoa” was always someone else.'[6]
Deze biografie is zeker niet perfect, daarvoor worden bijvoorbeeld de hoofdstukken over de jaren in Durban, de historische context en Pessoa’s fascinatie voor astrologie en aanverwante zaken allemaal veel te uitgebreid verteld. Ik kan me niet onttrekken aan het idee dat het allemaal ook in 600 of misschien wel minder bladzijden had gekund. Desondanks heeft Zenith een prestatie van jewelste geleverd, waar ik als Pessoa-liefhebber in ieder geval erg blij mee ben. Na het lezen van Zenith kom ik de Pessoa die het leven ontvlucht werkelijk op elke bladzijde en in elk gedicht tegen. Het laatste woord is daarom aan Pessoa zelf:
Ik weet niet hoeveel zielen ik heb.
Telkens weer word ik ontbonden
en het is alsof ik voortdurend wegeb.[7]

Richard Zenith – Pessoa, an Experimental Life
Penguin Books Ltd, juli 2021
ISBN 978-0241534137
1088 blz.
[1] Vertaling KB.
[2] Zenith, blz. 139.
[3] Fernando Pessoa, Gedichten. Vertaling August Willemsen. Arbeiderspers, 1978, blz. 177.
[4] Zenith, Prologue XXV.
[5] Fernando Pessoa: Boek der rusteloosheid. Vertaling Harrie Lemmens. Privé-Domein nr. 283. Arbeiderspers, 2005, blz. 530.
[6] Zenith, blz. 669.
[7] Fernando Pessoa: Een spoor van mezelf, een keuze uit de orthonieme gedichten. Vertaling Harrie Lemmens, Arbeiderspers, 2019, blz. 133.
Met belangstelling bijgaande recensie gelezen.
Na de biografieën van o.a. João Gaspar Simões, Robert Brechon en José Paulo Cavalcanti Filho
verwacht een mens niets nieuws meer van een zoveelste biografie.
Ik heb toevallig net de Portugese vertaling van het origineel van Zenith net gelezen: Pessoa. Uma Biografia – de Richard Zenith. Editor: Quetzal Editores, maio de 2022 ‧ isbn: 9789897227561 .
In grote lijnen stem ik overeen met het beeld dat Kees Bakhuijzen schetst.
Bij deze mijn instemming daarmee, alsmede een enkele aanvulling.
Kees Bakhuijzen stelt o.a. dat het bondiger had gekund.
Ter illustratie: als Fernando Pessoa op 17 jarige leeftijd vanuit Durban definitief naar Lissabon vertrekt zijn we al bijna op pagina 250. Onder andere vanwege zijn (te) uitgebreide stilstaan bij de ‘Boeren-oorlogen’ in Zuid-Afrika. Verderop blijkt deze periode toch ook zijn politieke opvattingen beïnvloed te hebben. Dus helemaal overbodig blijkt die aandacht niet te zijn.
Los daarvan: het boek is lekker vlot en leesbaar geschreven, dus ondanks zijn omvang en wellicht af en toe iets te wijdlopigheid is het geen straf om het te lezen, in tegendeel!
Richard Zenith doet wat alle biografen doen: een beeld geven van leven en werk van de auteur.
Wat hem onderscheidt van zijn voorgangers is, dat hij een diepgaand beeld geeft van de omgeving van Pessoa. Zijn omgeving, opgevat in ruime zin. Hij geeft een compleet tijdsbeeld van politieke, sociale en economische situatie van zijn leefwereld.
Het zijn onderwerpen waar Pessoa ook uitgebreid over schrijft, maar deze geschriften worden meestal over het hoofd gezien, of niet gelezen, omdat ze niet interessant genoeg (lijken te) zijn.
Om een completer beeld van Pessoa te krijgen moet men deze geschriften echter wel in zijn beschouwing meenemen, hetgeen Zenith ook doet.
Wat het doorgronden van de persoon betreft: soms denk je dat er een tipje van de sluier wordt opgelicht; zie bijvoorbeeld de schets van August Willemsen in “Het ik als vreemde” , een zeer aannemelijke analyse, maar na het lezen van deze biografie gaat een mens toch ook weer aan die pogingen tot verklaring twijfelen.
Voor de eigen gemoedsrust en omdat het een voor mij acceptabele analyse omvat, hou ik het daar vooralsnog maar bij.
Het moge in ieder geval eens te meer duidelijk zijn dat de kernzin die in alle gevallen op Fernando Pessoa van toepassing is, de volgende is:
O poeta é um fingidor.