Ook Fernando Pessoa werd gefascineerd door het verhaal van Faust, de man die naar alles streefde en niets overhield. Hij werkte er zijn hele leven aan. In ons papieren nummer ‘Fernando Pessoa – Menig een’ hebben we zes gedichten uit de cyclus opgenomen, waarvan er eerder ook hier twee digitaal te lezen waren. Nummer 7 is hier te lezen, nummer 8, over de dood, hier en nummer 9, over volwassen worden – of niet, hier. Nummer 10 hebben we geplaatst als een Zon & Zeer. Omdat niet iedereen het papieren Pessoa-nummer heeft, hebben we besloten om in de komende weken ook de overige vier fragmenten daaruit digitaal te publiceren, in omgekeerde volgorde. Als eerste nummer 6.

Stel nou eens dat er na de dood niets is,
niets, en dat wat de geest zo graag wil
en de verbeelding tevergeefs zoekt
niets is… En een algehele leegte
in de wereld, de enorme waarneembare wereld,
niet het blauw van de golven of
het voorportaal van de werkelijkheid is,
maar niets anders dan de leegte van zichzelf,
en onmogelijk te begrijpen
vluchtig ijl van onbevattelijkheid
waar de fout van de rede boven bergen en golven
zweeft, zonder samenhang in een bestaan zonder wetten…
Wie weet is het grootste en naargeestigste mysterie
van het heelal niet dat het bestaat
met zo’n volledigheid van bestaan
dat het geen zin of reden heeft
ja zelfs geen bestaan zo uniek dat het
bevattelijk is… Mijn geest vergaat
onder het mystieke razen van het denken,
van afgrijzen zonder pijn.
Stel dat er voor de hele wereld — afgrond zonder rand,
put zonder schacht, een ongerijmd zwart
dat overgaat in een nog zwartere ongerijmdheid —
geen interpretatie mogelijk is
en ook geen tussentijd in een toekomst
van de rede of de ziel of het heelal zelf.
O, met wat voor laatste restje licht
boven de bergen zegent het toeval ons
met trage hand vanuit de verte…
En noch duisternis noch zelfs
concreet verdriet doet pijn…
O, eeuwig en altijd die pijn van het denken.

Se nada houvesse para além da morte,
Nada, e o que o espírito é pronto a querer
O que a imaginação em vão procura
Não fosse nada… E só um vácuo inteiro
No mundo, o enorme mundo perceptível,
Não fosse, nem o azulado das ondas
Nem a antecâmara da Realidade
Não outra coisa que o oco dele próprio,
E vazio do ser implodindo
Éter da ininteligibilidade
Onde o erro da razão sobre montes e vagas
Sem nexo em existir sem leis flutua.
Quem sabe se o supremo e ermo mistério
Do universo não é ele existir
Com inteireza tal em existir
Que não tenha sentido nem razão
Nem mesmo uma existência, de tão única,
Concebível… Meu espírito, corrompe-se
Ao místico furor do pensamento..
De horror sem dor
Se o mundo inteiro, — abismo sem começo,
Poço sem paredes, negro absurdo
Aberto noutro absurdo ainda mais negro —
Não tem possível interpretação
Nem intertemporalidade num futuro
Da razão, ou da alma, ou do universo
Ele-próprio.
Ah o ocaso sobre os montes
Com que réstia de luz nos faz de longe
O gesto lento de nos abençoar…
E nem sombra, nem mesmo definida
Tristeza dói…
Vertaling Harrie Lemmens
Foto Ana Carvalho
Leave a Reply