
Toen de Braziliaanse geograaf en schrijver Itamar Vieira Júnior (Salvador da Bahia, 1979) in 2018 het manuscript van zijn eerste roman Torto Arado inzond voor de Portugese Prémio Leya, die hij overtuigend won, had hij niet durven dromen dat het boek drie jaar later in zijn geboorteland een regelrechte bestseller zou zijn en drie belangrijke literaire prijzen in de wacht zou slepen. Met het aangrijpende relaas over de zusjes Bibiana en Belonísia en hun familie brengt de auteur een ode aan een onzichtbare, vergeten bevolkingsgroep – de landarbeiders in de sertão – en vraagt hij aandacht voor de situatie waarin een groot deel van de veelal zwarte plattelandsbevolking in het achterland van Bahia zich nog steeds bevindt: ongeletterd, uitgebuit en onderdrukt. Hij raakt daarmee een gevoelige snaar, zeker gezien het huidige politieke klimaat in Brazilië en de groeiende invloed van de Black Lives Matter-beweging wereldwijd. Maar behalve een politieke boodschap bevat deze roman ook, en vooral, een meeslepend verhaal met sterke vrouwelijke personages.
Na een al eerder gepubliceerd fragment uit dit boek, dat inmiddels in meerdere talen is vertaald en nu ook in het Nederlands is verschenen bij Prometheus onder de titel ‘Kromme ploeg‘, hieronder een tweede stukje.

Op een dag vroeg mijn broer Zezé aan onze vader wat dat was, werken in ruil voor onderdak. Waarom waren wij niet ook eigenaren van dat land, als we daar waren geboren en altijd hadden gewerkt? Waarom was de familie Peixoto, die niet op de fazenda woonde, zogenaamd eigenaar? Waarom was dat land niet van ons, we leefden er toch van, beplantten en bezaaiden het en aten er brood van? We haalden ons voedsel er toch vandaan?
Die dag staat in mijn geheugen gegrift. De herinnering vervaagt niet en verdwijnt niet, ook al word ik oud. De zon scheen zo fel dat bijna alles om me heen wit was door de weerkaatsing van het intense licht van de wolkeloze hemel. Mijn vader zette zijn hoed af, door de hitte liep het zweet in straaltjes over zijn gezicht, het droop over zijn voorhoofd en langs zijn slapen naar beneden. Het liep over zijn borst en langs zijn armen en vormde grote vlekken op zijn kapotte hemd. De klei zat overal, op zijn broek, zijn hak, zijn armen, op de breedgerande hoed in zijn handen. Ik gooide maïs en restjes eten naar de kippen. ‘Onderdak vragen doe je als je niet meer weet waar je het moet zoeken, omdat je nergens werk kunt vinden. Als je geen eten hebt’, hij kneep zijn ogen dicht en keek naar het gat dat hij had gegraven, vlak voor zijn voeten, ‘dan vraag je aan degenen die dat wel hebben en die op zoek zijn naar mensen om voor ze te werken: meneer, kunt u me onderdak geven?’. Vervolgens keek hij mijn broer aan en zei: ‘Meer werken en minder denken, jongen. Niet begeren wat niet van jou is’. Hij zette zijn hak op de grond en liet zijn arm op het uiteinde van de steel rusten. ‘Een eigendomsbewijs gaat je niet meer maïs of bonen opleveren. Het brengt geen eten op tafel.’ En hij haalde papier en rookmateriaal uit zijn zak en begon een sigaret te draaien. ‘Zie je al dat land daar? Het oog begeert. De mens wil meer. Maar met zijn eigen handen kan hij niet alles bewerken, toch? In je eentje kun je niet meer doen op een dag dan wat wij nu doen. Dit land waarop struiken groeien, dat ons de caatinga en buriti en dendê geeft, dit land stelt niets voor als je het niet bewerkt. Het is niets waard. Het is misschien alleen iets waard voor die lui die niet werken. Die nog nooit een schop in de grond hebben gezet, niet weten hoe ze moeten zaaien en oogsten. Maar voor mensen zoals wij heeft het land alleen waarde als het je het bewerkt. Anders is het waardeloos.’

Kromme ploeg (Torto Arado)
Itamar Vieira Júnior
Vertaald door Marilyn Suy
Prometheus, 2022
320 blz.
ISBN 9789044649666
Leave a Reply