Door Harrie Lemmens

Toen we ruim tien jaar geleden van Brussel naar Almere verhuisden, lag er een vijver in de tuin. Een echte, met vissen en wierachtige vegetatie. Al gauw ontdekte ik dat de vijver gemeengoed was in deze aan de Zuiderzee ontfutselde stad, inmiddels de vijfde van Nederland. Vreemd eigenlijk: heb je land veroverd op je eeuwige vijand, de zee, en dan zet je je halve achtertuin weer onder water. En toen ik merkte dat dat ook nog eens veel onderhoud behoefde, dacht ik: nee, en ik begon een tweede drooglegging, alsof ik een nazaat van ingenieur Lely was.
Er bleek meer leven in het water te zitten: honderden kikkers schoten tevoorschijn en sprongen kwakend de wijk in, als een nieuwe plaag van Egypte. En soms kom ik er in de tuin nog een tegen, achtergebleven of achtergelaten, zoals laatst een grote bruine. Donkerder bruin dan een ander schepsel van God dat ik vanmiddag weer eens zag.
Het was benauwd, drukkend alsof iemand een molton deken om je heen legt en die aantrekt. Steeds strakker, zodat het zweet uit al je poriën gutst en je hunkerend omhoog kijkt in de hoop dat het onweer dat dreigt, gezien de steeds donkerder wolken, eindelijk losbarst. Het barstte niet los.
Het begon wel te regenen, niet hard, in elk geval niet zo hard als je zou wensen, maar hard genoeg om de lucht op te klaren. En nieuw leven te wekken.
Waar ze vandaan kwamen weet ik niet, maar ineens lag de hele bodem bezaaid met lichtbruine sigaren waar beweging in zat, niet veel maar toch. Naaktslakken. Glibberige naaktslakken. Traag als de ademhaling van een luiaard in ruste. Ze lagen, en een halfuur later lagen ze een halve centimeter verder. Naaktslakken.
In Portugal heet een naaktslak een lesma en is hij uit de tuin in de taal en de literatuur gekropen en mens geworden, een slak, een slome duikelaar, een indolente nietsnut. Lesma, een woord dat je langgerekt, loom moet uitspreken, alsof je onderweg een dutje doet.
Eça de Queiroz (1845-1900), de onvermoeibare ironische criticus van zijn land, dat hij tegelijkertijd zo lief had, hoewel zijn liefde hoofdzakelijk beperkt bleef tot Lissabon, ging nog een stapje verder en gebruikte de lesma om Portugal te typeren en ervan langs te geven:
A capital é, no fim de tudo, o único ponto vivo desta fétida lesma morta que se espapa à beira do velho Atlântico, sob o nome desacreditado de Portugal, ‘De hoofdstad is tenslotte toch het enige levende deel van de stinkende dode slak die papperig uitgeteld langs de kust van de Atlantische Oceaan ligt en luistert naar de verguisde naam Portugal.’ (uit de roman A Capital – ‘De hoofdstad’)
Doem-me a cabeça e o universo.
Mijn hoofd en de wereld doen zeer.
Fernando Pessoa
Um novo sol já vai raiar.
Een nieuwe zon zal stralen.
Vinicius de Moraes
Foto Ana Carvalho
Foto Ana Carvalho
Leave a Reply