Soror Violante do Céu (Lissabon 30 mei 1601 – 28 januari 1693) trad op negenentwintigjarige leeftijd toe tot de orde der dominicanessen en bracht haar hele leven door in het klooster Nossa Senhora da Rosa in Lissabon. Ze sprak vloeiend Portugees, Spaans en Latijn, speelde harp en zong en was een van de voornaamste exponenten van de Portugese barok. Ze schreef een blijspel voor de koning maar vooral sonnetten, waaronder dit:
Voor wie weg is
Leven, dat niet eindigt bij zijn eind,
dat al afscheid neemt als Gij het geeft,
wordt geleidelijk tot niets verkleind,
of mag geloven dat het nimmer sneeft.
Leven, dat niet onafwendbaar wegkwijnt
omdat Gij er een keuze in verweeft,
zoekt wereldse geneugten en verdwijnt
of blijft wanneer ’t het eeuwige nastreeft.
Zeker, Heer, is dat het niet vergaat,
maar wordt tot wat het is door ’t lijden,
omdat leed zich niet begrenzen laat.
Maar waarom tranen in het leven mijden
als leven dat als ’t weg is nog bestaat,
betreurd blíjft en genoten zal verscheiden?

A uma ausência
Vida que não acaba de acabar-se,
Chegando já de vós a despedir-se,
Ou deixa, por sentida, de sentir-se,
Ou pode de imortal acreditar-se.
Vida que já não chega a terminar-se,
Pois chega já de vós a dividir-se,
Ou procura, vivendo, consumir-se,
Ou pretende, matando, eternizar-se.
O certo é, Senhor, que não fenece,
Antes no que padece se reporta,
Por que não se limite o que padece.
Mas viver entre lágrimas, que importa
Se vida que entre ausência permanece
É só viva ao pesar, ao gosto morta?
Vertaling Harrie Lemmens
Foto Ana Carvalho
Leave a Reply