
Yves van Kempen werd door een krantenbericht teruggeworpen in de tijd en bezocht in zijn geheugen opnieuw de vissersplaats Nazaré.
Over de vrouwen die maar al te vaak hun man op zee verloren zingt Mariza in Barco Negro. Tijdens een optreden in Londen legt ze uit waar het lied over gaat: https://www.youtube.com/watch?v=5ElLSBx9Jo8
De foto’s zijn afkomstig uit Ana Carvalho, MarTerraMar, Sinais do Tempo 2017.

Nazaré.
Ineens spoelde het karakteristieke vissersdorp als een schuimkoppige golf opnieuw mijn herinneringen binnen. Daar waar ik jaren geleden een aantal gelukkige dagen strandde. Foto’s in de Volkskrant van surfers, als nietige insecten vastgekleefd tegen een metershoge muur van water, brengen me met een klap terug in de hotelkamer aan de zeedijk van de plaats die nu, bevestigt Google Afbeeldingen mijn vermoeden, een deftige boulevard geworden is. Het is een ruim, schemerdonker zoldervertrek onder zware houten balken die het dak schragen en een raam met uitzicht op zee.
Voorjaar 1974. Ook in mijn Amsterdamse bovenwoning had het Grândola, Vila Morena, Terra da fraternidade geklonken, het lied van José Afonso, startsein van de Anjerrevolutie. Het toch nog plotse einde van de dictatuur bevrijdde Portugal op mijn lijst van taboelanden voor een vakantiebestemming. Tientallen keren had ik in de vijfde klas van de lagere school bij meester Hoeimakers als straf voor ik weet niet allemaal wat in wisselende veelvouden de landen van Europa met hun hoofdsteden moeten oppennen. Nog regelmatig zingzangen zij als een litanie door mijn hoofd. Ooit ontstond daaruit het idee om ze dan ook maar eens allemaal te bezoeken. Portugal en Lissabon waren nu gedeblokkeerd. Nog in de zomer van het bevrijdingsfeest liep ik door de pascontrole van de hoofdstedelijke luchthaven.
De aankomst een week later in het kustplaatsje na een broeierige busrit over verweerde wegen was van een gelukkig makende schoonheid. Vrouwen in korte plooirokken boven een respectabele serie onderrokken, met kleurrijke kousen tot vlak onder de knie, weduwen in het zwart, vissers in geruite overhemden en wollen kniebroeken, het hoofd bedekt met een opzij afhangende puntmuts bevolken zangerig roezemoezend het busstation, wachtend op hun aansluiting naar her en der. Het hotel aan de kade, zomaar op de bonnefooi binnengelopen, is van een onvervreemdbare eenvoud. De opgediende vissoep die eerste avond uit een majestueuze aardewerken terrine is het recept van een begenadigde meesterhand.
Tijdens een onderbroken slaap hoor ik boven het ruisen van de branding uit basstemmen elkaar commando’s doorgeven. Half vijf. Staande voor het raam zie ik hoe over het uitgestrekte zwarte doek van de volle donkere zee maanlicht over een drietal fel geschilderde reuzensloepen valt die door ossen de zee in worden getrokken. Vrouwen brengen de volgende namiddag luid schreeuwend de verse vangst op de kade aan de man.
In een oogwenk plooide in die hotelkamer de nacht zich naar de gelaagdheid van poëzieregels. Voor de reiziger van toen is Nazaré nog steeds een gedicht over zoals Fernando Pessoa schreef ‘het mysterie van elk vertrek en elke aankomst, de smartelijke onbestendigheid en onbegrijpelijkheid van dit onmogelijk universum’. Het leven een golfslag, een sinusoïde in beweging, een eb en vloed van heroïek en tragiek, van levenslust en rouw, van melancholie en weemoed, van trouw en verraad, van strijd versus berusting, tekort versus gemiste kans, van dans en schrans en geluk.
Leave a Reply