Door Harrie Lemmens

Janota
De snelle witte sneakers dansen voor me uit op het perron. Een rand van sokken die geen echte sokken zijn is zichtbaar, daarna blote huid tot vlak boven de enkel. De kuiten van de iets gekromde benen worden nauw omsloten door een zwarte broek die eerder een dikke maillot lijkt. De wittig lichtgrijze driekwartjas, getailleerd, valt als een kazuifel over de tempel van het lichaam. De kraag is opgezet. Het haar millimeter precies gekapt. Puntvormig naar beneden – in harmonie met jas en speelse tred. Aan de sierlijke vingers bungelt een designrugzakje.
De wereld is een schouwtoneel waarop iedereen zijn rol krijgt en zijn deel speelt, schreef Vondel, en Nietzsche liet twee eeuwen later alles terugkeren. Voeg beide samen en de jongeman die zich naar de roltrap spoedt is de wedergeboorte van de Portugese janota in Amsterdam Centraal. Mannen mogen (moeten?) weer pauw zijn. Kapperszaken schieten als champignons uit de stadsgrond. Figaro’s toveren met kam en schaar op geduldige hoofden. Scheren is trimmen. En alles daaronder kost geld, ook als je het er niet aan afziet. Goed in de kleren, maar vooral goed in het lijf gestoken, en ook dat kost geld. En zweet. Hoe het met het hoofd gaat, is bijzaak. De gym is in, het gym is uit.
Eind negentiende eeuw bevolkten ze het Chiado in Lissabon, de fatten, dandy’s en modegekken. Hangjongeren avant la lettre. Wel met geld en veel kapsones. Eça de Queiroz tekent en typeert ze in al zijn romans, maar nergens zo treffend als in De Maia’s – episodes uit het romantische leven (De Arbeiderspers 2001), zijn magnum opus over incest in de betere kringen. Tot 18 februari loopt er een tentoonstelling over dit hoogtepunt van de Portugese literatuur bij de Fundação Calouste Gulbenkian in Lissabon.
De ironie is Eça’s wapen en het hoofdingrediënt om zijn boeken te kruiden. Hij neemt snobs en parvenu’s op de hak en drijft de spot met alle schone schijn. Maar hij spaart ook zichzelf niet: wie foto’s van hem ziet, met zijn monocle, gesoigneerde snor en wandelstok met sierknop, herkent ook in hem de janota. Dat siert de man.

Carlos keek stomverbaasd naar Ega’s kanariegele handschoenen; en naar zijn slobkousen van kasjmier, zijn haren, lang nu, met een gefriseerde lok op het voorhoofd, en naar het opalen hoefijzer op de satijnen das! Dit was een andere Ega, een onnatuurlijke Ega, een opzichtig uitgedoste dandy met gezichtspoeder – en eindelijk ontviel Carlos de uitroep die al een poosje ongeduldig op zijn lippen brandde: ‘Wat heb je in vredesnaam voor rare jas aan, Ega!’
Ondanks de behaaglijk warme late herfstzon was Ega, de oude bohémien met zijn gerafelde toga, ingepakt in een weelderige bontmantel, zo een als Russische vorsten in een troika in de sneeuw dragen, wijd, lang, met overdwarse tressen op zijn Brandenburgs en aan zijn smalle hals en teringdunne polsjes afgezet met prachtige zachte martervellen.
Foto Ana Carvalho
Doem-me a cabeça e o universo.
Mijn hoofd en de wereld doen zeer.
Fernando Pessoa
Um novo sol já vai raiar.
Een nieuwe zon zal stralen.
Vinicius de Moraes
Leave a Reply