De Kaapverdiaanse dichter José Luiz Tavares kwam op 10 juni (geboortedag van Luís Vaz de Camões en Portugals nationale feestdag!) 1967 ter wereld op het eiland Santiago, in het plaatsje Tarrafal, berucht vanwege het straf-, of beter concentratiekamp dat daar bestond tijdens de dictatuur van Salazar. Na zijn middelbare school bij de jezuïeten (‘daarom schrijf ik soms wat barok, of plechtig, ik kan het ook niet helpen, het heeft me te zeer beïnvloed,’ legde hij me onlangs uit) studeerde hij filosofie en letteren in Portugal, waar hij ook woont. Hij heeft een aantal dichtbundels op zijn naam staan, waaronder Lisbon Blues en Polaroides de distintos naufrágios (‘Kiekjes van eminente mislukkingen’). Uit die laatste, uit 2017, komt onderstaand gedicht. Een ander, korter gedicht uit dezelfde bundel kunt u hier lezen.
Degene die niet in lachen uitbarst
wanneer hij zichzelf in de spiegel ziet
en de streken van een aap niet wil
en zijn pen niet richt op het witte blad
als de babbelende muzen zich oprichten
degene die denkt dat een eenvoudig knipperen
met zijn ogen de eeuwigheid gebiedt en zweert dat hij
zelf de tijd heeft geketend met zijn sterfelijke hand
en dat zijn aardse hielen ver uitstijgen boven
het uitstippelen van de sterren
degene die de steen niet vraagt
naar het zachte tikken
van de stilte in een oceaan van lawaai
en zich niet schaamt tegenover de handigheid van de blinde
en de radheid van de ontelbare monden die bereid zijn
te berispen wat zich domweg verheft op
de vier poten van de werkelijkheid
o vertrouw diegene niet je grote zorgen toe
eenvoudig voorrecht van wat leeft terwijl
doodshoofden angstwegen uitstippelen
naar het kille rijk van morgen
Vertaling Harrie Lemmens
Foto Ana Carvalho
Leave a Reply