Recensie door Laura Muris
Na een alom geprezen debuutroman is er nu van de hand van de schrijver João Ricardo Pedro (1973) een tweede roman verschenen: Onderweg, vertaald door Kitty Pouwels, waaruit Zuca-Magazine onlangs een leesfragment publiceerde. Het is een verrassend boek, beslist een aanrader!
Op 11 september 1985 om 18.37 uur botsten er op het enkelsporige traject tussen de stations Nelas en Alcafache, niet ver van Viseu, twee treinen op elkaar: de Sud Express, die met zeventien minuten vertraging van station Porto-Campanhã was vertrokken, en de regionale trein afkomstig uit Guardia. De officiële cijfers spreken van een vijftigtal doden, maar waarschijnlijk zijn rond de 150 personen omgekomen. De enorme brand die vrijwel onmiddellijk is ontstaan, maakte het identificeren van slachtoffers moeilijk, zo niet onmogelijk. De schrijver zegt twee personen gekend te hebben die in de Sud Express zaten, waarvan er een is omgekomen en de ander de ramp heeft overleefd. Deze ramp, het ernstigste treinongeval ooit in Portugal, is voor de schrijver dan wel de aanleiding geweest tot het schrijven van dit boek, hij verzekert ons dat zijn roman van a tot z fictie is. Toch zet hij de lezer ook wel een beetje op het verkeerde been: de ik-figuur in het boek heet namelijk João en heeft ongeveer dezelfde leeftijd als de schrijver; toeval?
Het boek begint met een zin van meer dan een halve pagina lang. De lezer heeft het gevoel in een voortdenderende trein te zitten. Tegelijkertijd bevat die zin meteen al veel informatie over de ik-figuur. Dertig jaar na dato denkt hij nog aan die twee arme machinisten, gedoemd om als eersten te sterven.
“En nu, door een minuscule fout, een seinfout, een misverstand, door een duivelse pech of een miezerige wens van God, door een of andere stomkop die was vergeten aan de centrale door te geven dat de trein naar Parijs zeventien minuten vertraging had, konden deze twee mannen hun lotsbestemming als onbekenden, als mannen veroordeeld om nimmer kennis te maken, niet tot het einde toe volbrengen en waren ze ineens gedwongen het laatste moment van hun leven met elkaar te delen.”
De toon is gezet. João, de ik-figuur, is getraumatiseerd door het verdwijnen van zijn zus bij het treinongeluk en door alle raadsels rond die verdwijning. Behalve haar rugzak, wordt er namelijk niets van haar teruggevonden. Auteur João Ricardo Pedro weet heel knap spanning op te bouwen. Als lezer wil je graag weten wat de vele figuren die opgevoerd worden, er allemaal mee te maken hebben, wat hun rol geweest is, kortom, wat er eigenlijk allemaal gebeurd is.
Het is alsof een berg puzzelstukjes voor de lezer wordt gedeponeerd, en langzaam maar zeker vallen steeds meer puzzelstukjes op hun plaats. Maar af komt die puzzel niet, helemaal niet. De lezer blijft achter met een aantal vraagtekens, en dat is vast ook de bedoeling van de auteur. Wat is bewezen waar en wat spookt rond in het hoofd van de ik-figuur? Dat is niet met zekerheid vast te stellen, ook niet voor de verteller.
“Het was ook niet de stem van iemand die op de rand van mijn bed was komen zitten en op het punt stond me een geheim toe te vertrouwen. Het was een nabije stem, dat wel, maar toch zonder diepte. Een stem die in mijn hoofd leek te ontstaan.”
João is een jaar of tien, twaalf als zijn zus verdwijnt, achttien jaar oud. Verdwijnen uit zijn leven doet ze natuurlijk helemaal niet. Integendeel, hij noemt het verdwijnen van zus Marta de allergrootste tragedie die over het gezin is uitgestort. Het jongetje dat in de huiskamer op het tapijt met zijn apachefort speelt als de ongelukstijding binnenkomt, zal later vele jaren psychiatrische hulp nodig hebben. De chaos die een dergelijk gebeuren in een mensenhoofd kan veroorzaken, doet je onwillekeurig denken aan al die nabestaanden van slachtoffers van andere rampen.
Zeven jaar lang doet de vader naspeuringen; vanaf een zeker moment begint hij zijn zoon daar verslag van uit te brengen, als ze samen naar het voetbalstadion in Lissabon lopen. Een kameraadschappelijke band tussen vader en zoon, die beiden tenminste enig houvast biedt. Er zijn heel veel vragen, en heel veel aanknopingspunten, die het boek spannend maken. Waarom nam Marta de trein naar Parijs en waarom nam zij de trein vanuit Porto, terwijl er diezelfde dag ook een internationale trein naar Parijs vertrok vanuit Lissabon? En waarom wordt haar vriendin, met wie ze op vakantie was in de Alentejo, dood aangetroffen in het vakantiehuis? Marta en haar vriendin zijn beiden student aan de kunstacademie. Mooi is de passage waarin João de vriendin vraagt hem te tekenen, terwijl hij aan het spelen is met zijn indiaantjes en cowboys, wat zij doet. Zijn zus heeft hem nooit getekend, wat de jongen als pijnlijk ervaart: “Mijn afwezigheid in de tekenschriften van Marta was des te opvallender en onverklaarbaarder omdat het merendeel van de bladzijden was gevuld met minutieuze afbeeldingen van ons universum als gezin; een universum dat als zwaartepunt natuurlijk ons huis had (….). Zodoende werd niet alleen mijn gevoel erbij te horen aangetast doordat ik niet voorkwam in haar schriften, maar was mijn bestaan in het geding.” De jongen bewondert zijn zeer getalenteerde zus; zij is onaardig en hard tegen hem. De lezer voelt mee met João.
Toch is het helemaal geen triest, geen somber boek, zeer zeker niet. Er is veel humor, veel fijne humor, in de beschrijving van personen en situaties. Er zijn zinnen die je met plezier nog een tweede keer leest. Het boek is levendig; het intrigeert voldoende om de lezer te prikkelen door te lezen, en het leest vooral vlot. Je vergeet eigenlijk helemaal dat je een vertaling aan het lezen bent. Alle complimenten dus voor de vertaalster, Kitty Pouwels!
Onderweg (Um postal de Detroit)
João Ricardo Pedro
Vertaald door Kitty Pouwels
Uitgeverij Signatuur, 2017
192 blz.
ISBN 9789056725822
Leave a Reply