De Braziliaanse schrijver Afonso Henriques de Lima Barreto wordt net als de twee reuzen van de Portugeestalige literatuur Eça de Queiroz en Machado de Assis meestal alleen aangeduid met zijn achternaam. Hij wordt in 1881 in Rio de Janeiro geboren als zoon van een drukker en een onderwijzeres, beiden vrijgelaten slaven met gemengd zwart en blank bloed. Dat laatste zal zijn leven en zijn oeuvre tekenen. De vroege dood van zijn moeder, hij is dan zes, niet minder.
Dankzij de financiële steun van een adellijke kennis van zijn vader kan hij naar een goede school en rond zijn twintigste krijgt hij een baan als ambtenaar op het ministerie van Oorlog. Hij begint dan ook in kranten te schrijven over zijn stad, waarvan hij een groot chroniqueur wordt (hij wordt als een van de grondleggers van de literaire journalistiek beschouwd). Met veel ironie en satire, maar ook vlammende verbittering, getuigt hij van zijn afkeer voor de politieke elite van de Oude Republiek en neemt hij het op voor de minder bevoorrechten. In hún taal: hij schrijft zoals zwarten, havenots en bohémiens praten. Om die reden wordt hij bewonderd door de modernisten, die hun machtsgreep binnen de Braziliaanse letteren uitgerekend doen als hij de strijd opgeeft.
Zijn hele leven lijdt hij aan zware depressies, die leiden tot overmatig drankgebruik en een aantal gedwongen opnames in een psychiatrische inrichting. Ook daarover heeft hij op een droge en tegelijk, of juist daardoor aangrijpende manier geschreven. In 1918, hij is dan 37, gaat hij vanwege zijn zwakke gezondheid met vervroegd pensioen en op 1 november 1922 sterft hij, eveneens in Rio. In São Paulo vindt dan de week van de moderne kunst plaats, de klaroenstoot van het modernisme.
Lima Barreto schreef behalve (stads)verhalen een paar romans, waarvan de bekendste is Triste fim de Policarpo Quaresma, dat zich afspeelt in een woelige periode vol politieke schermutselingen en opstanden. Utopisch, kritisch en nog altijd uiterst actueel! Clara dos Anjos vertelt het tragische lot van een jonge mulattin in de toenmalige buitenwijken van Rio. Ondanks de vrouwelijke hoofdpersoon sterk autobiografisch. Een aanklacht tegen racisme. Ook dat van alle tijden.
Een groot deel van zijn werk, waaronder talloze verhalen en zijn aantekeningen uit het gekkenhuis, verscheen pas na zijn dood in boekvorm. Uitgeverij Companhia das Letras is sinds kort bezig met een heruitgave van zijn verzameld werk. Niet meer dan terecht, als je bedenkt dat hij een even scherpe pen, psychologisch inzicht en analytisch vermogen heeft als zijn grote voorganger Machado de Assis, die stierf toen hij begon te schrijven.
Om Lima Barreto te introduceren in Nederland zullen we hier de komende tijd een vijftal ultrakorte verhalen publiceren, telkens verlucht met een tekening van Zuca Sardan, speciaal hiervoor gemaakt. Als eerste O pecado, De zonde.
De zonde
Op zekere dag werd Sint-Petrus vrolijk en goedgeluimd wakker. Na afloop van de ochtendlijke lichaamsverzorging begaf hij zich naar de bevoegde hemelse afdeling om de orders van de Allerhoogste in ontvangst te nemen omtrent de zielen die met de volgende lichting zouden aankomen.
Achter een lang, breed en laag bureau zat een boekhouder over een opengeslagen boek gebogen en werkte vol toewijding het zielenregister bij, voegde daaraan de wereldwijde sterfgevallen toe die werden aangedragen door de boodschapperengelen. Uit de veder van de hemelse klerk stroomden vette letters, en af en toe wisselde hij van pen om een ander schoonschriftkarakter beter te kunnen tekenen.
Zo verluchtte hij bladzij na bladzij met de mooiste lettertypen. Ze hadden allemaal hun bestaansreden en pasten zo goed bij elkaar dat de aanblik ervan een waar genot was. De naam van de overledene werd geschreven in Schwabacher, een stevige, grote letter; de verwantschap in Fraktur, die iets antieks en religieus heeft; de gebreken dan weer opnieuw in Schwabacher en de goede eigenschappen in krullerig ronde.
Bij de binnenkomst van Petrus draaide de klerk van de Eeuwige zich om en begroette hem, en toen de apostel hem om de zielenlijst van de Allerheiligste vroeg, antwoordde hij met enige tegenzin (beroepstegenzin) dat hij die ’s middags kon komen halen.
Toen hij aan het eind van de middag klaar was, stelde de hemelse ambtenaar (een oude jezuïet, gepokt en gemazeld in de suikerhandel in Zuid-Amerika) een lijst op en overhandigde die aan Petrus, zodat deze zich kon voorbereiden op een passende ontvangst van de ex-levenden de volgende dag.
Anders dan normaal nam Sint-Petrus ditmaal echter de lijst door voordat hij wegging; en dat was maar goed ook, want als hij het niet had gedaan was de hemel misschien wel voor altijd bedorven geweest. Petrus las het rapport: van de vele, werkelijk vele zielen wekte er een bij het zien van de bijgevoegde uitleg verbazing en bevreemding. Hij las het nogmaals. Er stond dit:
L. C., zoon van…, kleinzoon van…, achterkleinzoon van… – kruier, achtenveertig jaar. Gehuwd. Zedig. Fatsoenlijk. Ruimhartig. Arm van geest. Onnozel. Zo goed als de heilige Franciscus van Assisi. Zo deugdzaam als de heilige Bernardus en even zachtmoedig als Christus zelf. Een rechtvaardige. Dit is echt wat je noemt een uitzonderlijke ziel, dacht de heilige Sleuteldrager; met zulke buitengewone kwaliteiten verdient hij het ten volle om aan de rechterhand van de Eeuwige plaats te nemen en daar in saecula seculorum te blijven zitten, de altijddurende glorie genietend van iemand die zoveel malen heilig is geweest…
‘Waarom zou zo iemand ook niet naar de hemel gaan?’ vroeg hij aan de engelbeambte.
‘Weet ik niet,’ antwoordde die, en hij voegde eraan toe, ‘zoals u weet voer ik slechts opdrachten uit…’
‘Kijkt u nog eens goed naar de aanwijzingen. U mag zich niet vergissen. Zoek het op,’ antwoordde op zijn beurt de heiligverklaarde oude visser.
Begeleid door pijnlijk gekraak van de tafel bladerde de boekhouder door het enorme register, tot hij uitkwam bij de betreffende pagina, na enig zoeken de juiste regel vond, met zijn vinger de aantekening aanwees en hardop las:
‘P. L. C., zoon van…, kleinzoon van…, achterkleinzoon van… – kruier, achtenveertig jaar. Gehuwd. Zedig. Fatsoenlijk. Ruimhartig. Arm van geest. Onnozel. Goed als de heilige Franciscus van Assisi. Deugdzaam als de heilige Bernardus en zachtmoedig als Christus zelf. Een rechtvaardige.’
Hij ging met dezelfde vinger over het papier tot onder het kopje ‘Opmerkingen’, en zag daar iets staan wat hem ineens deed zeggen: ‘O ja, dat was ik vergeten… Inderdaad, het is een vergissing. Maar goed dat u erover begon. Dit is de ziel van een zwarte. Hij gaat naar het vagevuur.’
Inleiding en vertaling Harrie Lemmens
Leave a Reply