Door Harrie Lemmens
Jaren geleden had mijn schoonmoeder uit Porto na een ernstig verkeersongeluk enige maanden 24-uurs thuiszorg nodig. Een van de hulpen was een donkere, zeg maar zwarte Braziliaanse, van wie me vooral het enorme achterwerk, haar bunda, is bijgebleven, waarop we zicht hadden terwijl zij de afwas deed, haar favoriete bezigheid, want eigenlijk heb ik haar nooit anders gezien dan met een slakkentrage afwasborstel in de hand.
Paula. Haar kroezige haardos concurreerde qua omvang met haar bunda, en beide grootheden bezorgden haar veel verdriet. En woede: ‘Mijn vader was voor honderd procent zwart, mijn moeder grotendeels Indiaanse. Al mijn broers en zussen hebben meer van haar meegekregen, alleen ik aard helemaal naar hem.’
Het ‘verdomme’ dat ze ter afsluiting dacht, hoorde je niet. Haar vader had haar leven verpest. Zwart was lelijk en belemmerde het bereiken van hogere sporten op de maatschappelijke ladder. Nee, echt, ze haatte hem, die neger, zoals ze zei. Alle negers.
Onlangs zag ik haar lopen in Norte Shopping, een van de gigantische malls die Porto telt. Naast haar trippelde een heel licht getinte peuter met blonde krulletjes. Zou ze nu als nanny werken?
‘Nee hoor, dat kind is van haar. Ze heeft in de kerk, de Igreja de Deus, een Portugees aan de haak geslagen met wie ze sinds een paar jaar getrouwd is,’ legde mijn schoonmoeder uit.
Melhorar a raça was lang het streven van veel Afrobrasileiro’s. Aan jezelf was geen eer meer te behalen, je was je vervloekte zwart, maar je kinderen konden wel lichter van huidkleur worden en dan zou het hun beter vergaan. Paula’s peuter was haar triomf. Ze had het gehate zwart van haar vader door haar kroost verdrongen. Haar wraak liep naast haar schoenen.
Doem-me a cabeça e o universo.
Mijn hoofd en de wereld doen zeer.
Fernando Pessoa
Um novo sol já vai raiar.
Een nieuwe zon zal stralen.
Vinicius de Moraes
Foto: Ana Carvalho
Leave a Reply