’s Morgens ligt op de keukentafel het ei.
In één oogopslag zie ik het liggen en ik begrijp onmiddellijk dat je niet alleen maar een ei kunt zien: je ziet het altijd vandaag: ik heb het ei nog niet gezien of het wordt al zo dat ik het drieduizend jaar geleden heb gezien, hetzelfde ei. − Op het moment dat je het ei ziet, is het al de herinnering aan een ei. − Alleen iemand die ooit een ei heeft gezien, ziet het. Zoals iemand om het heden te begrijpen een verleden moet hebben gehad.
− Bij het zien van het ei is het onmiddellijk te laat: ei gezien, ei kwijt: zien is een kalme bliksemschicht. − Het ei zien is de belofte dat je het ooit opnieuw zult zien. − Een korte, ondeelbare blik; of er sprake is van denken? Nee, dat is er niet: er is het ei. − Kijken is het noodzakelijke instrument dat ik na gebruik zal weggooien. Ik zal het ei niet meer hebben. − Het ei heeft geen zelf. Individueel bestaat het niet.
Het ei is de ziel van de kip. De kip onhandig. Het ei evenwichtig. De kip verschrikt. Het ei evenwichtig. Als een projectiel dat stil hangt in de lucht. Want het ei is ei in de ruimte. Ei op blauw. − Ik houd van je, ei. Ik houd van je zoals een ding niet eens weet dat het van een ander ding houdt. − Ik raak het niet aan. Het aura van mijn vingers ziet het ei. Ik raak het niet aan. − Maar me wijden aan het zien van het ei zou mijn dood betekenen voor het wereldlijke leven, en ik heb dat leven nog nodig, de dooier en het eiwit. − Ziet het ei mij? Denkt het ei na over mij? Nee, het ei ziet me alleen maar. En het is immuun voor het kwetsende begrip. − Het ei heeft nooit moeten vechten om een ei te zijn. Het ei is een gift. − Het is met het blote oog niet te zien. Van ei tot ei kom je uit bij God, die met het blote oog niet te zien is. − Misschien is een ei ooit een driehoek geweest die zo lang rond heeft gerold in de ruimte dat hij geleidelijk ovaal werd.
Een ei is iets wat voorzichtig moet zijn. Daarom is de kip de vermomming van het ei. De kip bestaat om het ei door de tijd te laten reizen. Daarvoor dient een moeder. − Het ei leeft als een vluchteling omdat het zijn tijd altijd vooruit is: het is meer dan wat het nu is: het is in de toekomst. − Het ei zal voorlopig altijd revolutionair blijven. − Het leeft in de kip om niet wit genoemd te worden. Het ei is het grote offer van de kip. Het ei is het kruis dat de kip te dragen heeft. Het ei is de droom die haalbaar is voor de kip. De kip houdt van het ei. Ze weet niet dat het ei daadwerkelijk bestaat. Zou ze gered worden als ze wist dat ze het ei in zich draagt? Als ze wist dat ze het ei in zich draagt, zou ze haar status van kip verliezen. Een kip zijn is de mogelijkheid tot geestelijke overleving van de kip. Overleven is haar redding. Want het lijkt alsof leven niet bestaat. Leven leidt tot de dood. Wat de kip daarentegen doet is continu overleven. Overleven is strijd voeren tegen het leven, dat sterfelijk is. Dat is kip-zijn.
Wat betreft de vraag wat er het eerst was, het was het ei dat de kip een goede vermomming vond. De kip werd niet eens geroepen. De kip kijkt naar de horizon.
Leave a Reply