Gesprek met Manuel Costa, directeur van de bibliotheek van Póvoa de Varzim in Portugal.
Vis natuurlijk! – Vamos ao peixinho!
Door Harrie Lemmens
‘Cultuur bij de mensen brengen, hoe doe je dat? Die vraag heeft me altijd beziggehouden, is een soort rode draad in mijn leven.’ Manuel Costa hamert op ieder woord en zal de komende twee uur zo blijven praten. Gedreven. Een man met een missie. Vol humor en zonder kapsones, ook al is hij al bijna dertig jaar directeur van de gemeentelijke bibliotheek en daarmee een centrale figuur in het culturele leven van Póvoa de Varzim. ‘Ik kan met iedereen overweg,’ zal hij later uitleggen, ‘vissers of ministers, het maakt mij niet uit.’ We zitten in restaurant Petisqueira Barca.
Wat het vanmiddag wordt, vraagt senhor Alves, de eigenaar, die persoonlijk verwelkomt en de bestelling opneemt, een vriendelijke man die zichtbaar ook zelf graag eet. ‘Vis natuurlijk,’ zegt Manuel, ‘vamos ao peixinho.’ Het wordt arroz de tamboril. Laten we het risotto van zeeduivel noemen.
‘Je moet dingen laten zien, dat is van wezenlijk belang. Bijvoorbeeld de fototentoonstelling van Ana Carvalho, O mundo de Lobo Antunes, wat je daar ziet is geen versiering van de muren, geen aankleding, geen decor of behang maar een wereld op zich. Mensen kijken dan ook, merk ik, ze zijn onder de indruk van kleuren, vormen, thema’s. En ze spreken dat ook uit.’
‘Com licença,’ zegt senhor Alves, en hij zet als amuse-gueule een grote schaal gefrituurde sardientjes op tafel, waarna hij de witte wijn ontkurkt, Planalto, een Douro-wijn, per slot van rekening zijn we in het noorden van Portugal. Sardientjes eet je zonder decorum, met de handen dus.
‘Dit festival, Correntes d’Escritas,’ gaat Manuel verder, ‘is een evenement, een show waarin de politiek van het hele jaar culmineert. Hoe krijg je mensen aan het lezen, hoe breng je ze in contact met boeken. Voor de bibliotheek een fundamentele vraag en wij zijn dan ook onmiddellijk betrokken bij de organisatie en voorbereiding. Maar misschien nog meer door hier in Póvoa voor een publiek te zorgen, mensen “rijp” te maken voor literatuur. En niet alleen literatuur, want we doen ook aan kunst (we hebben een eigen galerie, waar jonge kunstenaars hun werk kunnen laten zien) en er is een filmclub. We werken veel samen met scholen. Elke dag gebeurt er iets met scholen in de bibliotheek. Je hebt een taak, je moet lezers vormen. Dat is democratisering van de cultuur. Daar gaat het om. Daar gaat het mij om.’
Manuel Costa werd in 1965 geboren in een voorstad van Parijs, als zoon van Portugese emigranten, ‘gastarbeiders’, zou men destijds in Nederland zeggen. ‘Toen ik naar de lagere school ging, waren de docenten gevormd door mei ’68. Ik herinner me de leuze die steeds weer opklonk: Vous êtes citoyens de la République. Als een mantra en als een opdracht.’ Elf jaar later keren zijn ouders terug naar Portugal, naar een vissersdorp vlak bij Póvoa, en belandt hij in een wereld die nog veel archaïsche trekken heeft. Ondanks de Anjerrevolutie, die dan in volle gang is. ‘Een ruwe visserswereld, grofgebekt en grof in gewoonten. Haast middeleeuwse toestanden. Een cultuurschok! Visvrouwen die elkaar de huid vol scholden. Toen ik dat voor het eerst zag, dacht ik geschrokken dat ze elkaar zouden vermoorden. De school zat in een klein huis, waar de juf hardhandig heerste en ik tussen de kleintjes werd gepoot, omdat ik de taal niet genoeg beheerste. Voor een jongen van elf uit Parijs nogal vernederend.’
Hij overleeft het allemaal en wordt later actief in jongerengroepen die zich bezighouden met cultuur. ‘De Anjerrevolutie markeert echt een overgang. In plaats van van bovenaf gestuurd te worden, krijgen de gemeenten autonomie. Alleen hebben de gemeenten helaas geen geld. Van groot belang is dan de ontdekking dat cultuur geld kan opleveren, bijvoorbeeld in de vorm van toerisme. Precies wat er gebeurt met Correntes d’Escritas, dat publiek uit het hele land trekt. Maar nu loop ik vooruit op de zaak.
Ik begon in de vakantie als vrijwilliger te werken in de bibliotheek, was actief in jongerenclubs en volgde later een opleiding in wat tegenwoordig cultuurmanagement zou worden genoemd. Alleen inhoudelijker en veelomvattend: film, theater, kunst, literatuur. Mijn liefde ging echter uit naar het boek en na een aantal jaren werken en studeren in onder andere Engeland en Spanje kreeg ik in 1987 een baan bij de bibliotheek hier. Ik kon nu werk gaan maken van waar ik heilig in geloofde: de democratisering, spreiding van de cultuur.’ Vanaf 2006 doet hij dat met verve als directeur.
De tamboril smaakt intussen voortreffelijk, het bestek tikt op de borden en de glazen rinkelen. Cultuur is ook eten, of eten is ook, en misschien wel vooral, cultuur.
‘Het boek was hier nog een verheven object dat achter slot en grendel zat. Lezen en boeken waren klassebepaald, al was het maar vanwege de prijs. Je moet iets doen om daar verandering in te brengen. Politiek bedrijven dus, compromissen sluiten. Ik heb altijd aan beide kanten van de barricaden gestaan. Mijn oude vrienden uit de jeugdbeweging zeiden dat ik een politicus was, de politici vonden mij een linkse schreeuwlelijk. Ik heb altijd geprobeerd bruggen te bouwen. En dat is nu nog nodig, want er zijn bijvoorbeeld nog altijd mensen die niet weten wat een bibliotheek is en denken dat ze daar niet in mogen, ondanks alle openheid van onze kant. Toegang tot cultuur, tot boeken, daar gaat het om. Consensus is het woord.
Of er in Povoa meer gelezen wordt? Dat weet ik niet, wel is er meer contact met literatuur. Er is een groter aanbod. We hebben geleidelijk dingen opgebouwd. Kleine tentoonstellingen, debatten, boeken aanbieden aan de scholen., voorlezen in de bibliotheek. We doorbreken de plechtige stilte, zorgen voor muziek bij de opening van een tentoonstelling, mensen kunnen vrij rondlopen, de tuin in om te roken, kletsen, enzovoort. Oftewel ‘zich misdragen’, tussen aanhalingstekens. Een van de dingen die ik doe is kinderen tussen zes en twaalf jaar laten slapen in de bibliotheek. In kleine groepjes, die op die manier spelenderwijs de bibliotheek leren kennen. Normaal komen kinderen stilletjes en vol ontzag binnen, wat goed is maar ook een slechte kant heeft. Stereotypie. Eén keer per jaar kunnen ze nu vrij rondspringen en spelen, schreeuwen, hollen enzovoort. Binnen een uur kunnen we zo alle facetten van een boek uitleggen: kaft, achterkant, rug, illustraties.
Maar je moet ervoor vechten, want eerst willen ze tv kijken, tekenfilms, wat ze thuis gewend zijn. Als ze dan verhalen horen, luisteren ze echter met rode oortjes. En helemaal spannend wordt het als we ze in het donker met een zaklamp langs de boeken laten dwalen. Zo zien ze dat de bieb niet alleen een studiezaal is, maar een centrum waar van alles gebeurt. En ze leren de waarde van het boek kennen.’
(Daags tevoren zaten we met een Braziliaanse vriendin in een café aan het strand te praten over Deus é brasileiro, dat zij net gelezen had, en de nog jonge kelner, een voormalig visser, zo had hij ons al eerder verteld, keek buitengewoon belangstellend naar het boek en vroeg wat het was. Je vraagt je dan af: Zou hij ooit een nacht in pyjama hebben doorgebracht in Manuel Costa’s bibliotheek?)
Ja, een gedreven man. En niet alleen als hij over boeken praat, die hij met zijn bibliotheek soms ook zelf uitgeeft, want het gesprek waaiert even enthousiast uit naar godsdienst, taal, sociale codes, Afrika, film, vissers en verschillen tussen Noord- en Zuid-Europa, maar dat zijn weer heel andere thema’s, om verder uit te diepen bij andere peixinhos.
Foto’s: Ana Carvalho
Leave a Reply