Door Harrie Lemmens
José Jacintho Pereira Veiga werd in 1915 geboren op de fazenda Morro Grande, in de gemeente Corumbá de Goiás. Zijn vader werkte als metselaar en José brengt zijn vroegste jeugd in een afgezonderde omgeving door; kinderjaren van fantaseren en een eigen wereld scheppen die later van groot belang zullen zijn voor zijn schrijverschap. Na de dood van zijn moeder wordt hij ondergebracht bij zijn oom en tante in Goiás Velho, de voormalige hoofdstad van de deelstaat. De middelbare school die hij bezoekt, beschikt over een omvangrijke bibliotheek, waardoor hij in aanraking komt met de literatuur. Maar net zo belangrijk is dat hij taalles krijgt van een leraar die zelf schrijft en een vrije omgang met de grammatica voorstaat.
Op zijn twintigste verhuist hij naar Rio de Janeiro om rechten te studeren, maar meteen na zijn studie begint hij te werken als journalist en van 1945 tot 1950 verzorgt hij de Braziliaanse radio-uitzendingen van de BBC in Londen. Na zijn terugkeer wordt hij onder meer redacteur van Het beste uit de Reader’s Digest. Naast zijn journalistieke werk schreef hij al sinds zijn vijftiende fictie, maar dat was puur ter ontspanning: hij verscheurde alles meteen en gooide het weg. Tot hij op zijn tweeënveertigste vindt dat hij ook in de openbaarheid moet treden met zijn werk. Dat resulteert in de verhalenbundel Os cavalinhos de Platiplanto (‘De paardjes van Platiplanto’) die in 1959 verschijnt, hij is dan vierenveertig jaar. In 1985 waren er al meer dan tweehonderdduizend exemplaren van verkocht.
In die debuutbundel zijn alle basiselementen van zijn latere boeken te vinden. Hij werkt steeds volgens hetzelfde stramien: het begint onschuldig, een beschrijving van een gezapig leventje in een dorp of gehucht, alles gaat zijn gangetje en ineens komt er een wending, door de komst van een buitenstaander − die een bedreiging of een belofte op een beter leven vormt −, of een ruzie, of een ingreep van iemand. Dan blijkt dat er onderhuids veel wrevel en conflicten sluimeren. Niets abnormaals, zo werkt literatuur, maar dan gebeurt er iets raars en beland je als lezer in een wereld die eigenlijk niet kan bestaan.
Die draai, die nu eens vlak tegen het realisme aan zit en dan weer volstrekt bovennatuurlijke vormen aanneemt, maakt Veiga lezen tot een bijzondere ervaring.
In 1998 ontving hij de hoogste Braziliaanse literaire onderscheiding, de Prémio Machado de Assis van de Academia Brasileira de Letras, voor zijn gehele oeuvre van vijftien titels. Een jaar later overlijdt hij in Rio.
Van Veiga zijn tot nu toe twee romans in het Nederlands verschenen: De drie plagen van Manirema (met een nawoord, waarin uitvoeriger wordt ingegaan op zijn werk) en Onheil over Taitara, beide bij Athenaeum-Polak & Van Gennep.
Leave a Reply